Molenindustrie, uitgeoefend in het laatste kwart van de 19e eeuw en de beginjaren van de 20e eeuw in voormalige olie- en pelmolens. In de doppenmolens werden de doppen van koffiebonen, rjst en gerst vermalen tot meel ten behoeve van de ➝ veevoederindustrie.
De doppenmalerij was een marginale bedrijvigheid, die ontstond toen de molens (door de overgang van de Zaanse industrie naar ➝ stoomkracht) stil kwamen te staan. Veelal waren het de zogenaamde ➝ pettenbazen, die de molens goedkoop op veilingen opkochten en voor eigen rekening gingen malen (vgl. ➝ Cacao-afvalmalerij).De doppen werden in de molens fijngemalen met horizontale, platte stenen. Het aldus verkregen meel werd vervoerd naar prakkerijen, waar het werd vermengd met andere meel- en veevoedersoorten. Strengere controle op de veevoederproduktie luidde het einde van de doppenmalerij in. In de Zaanstreek werden (voor zover bekend) 23 molens als doppenmolens ingericht: acht te Zaandam-Oost, zes te Westzaan, drie te Koog, twee te Zaandam-West, twee te Wormer, één te Zaandijk en één te Wormerveer.