Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Dienstensector

betekenis & definitie

Alle produktie-activiteiten buiten die van de primaire sector (landbouw, visserij en dergelijke) en de secundaire sector (mijnbouw, industrie, bouwnijverheid, enzovoort). Tot de dienstensector behoren de ➝ handel, het vervoer, het ➝ bankwezen, het ➝ verzekeringswezen en allerlei andere zakelijke diensten, maar óók de ➝ gezondheidszorg, het ➝ onderwijs en de overheidsdienstverlening (zie: ➝ Overheidszorg).

Ook in de Zaanstreek neemt het aandeel van de dienstensector in de werkgelegenheid toe. Algemeen De dienstensector wordt gebruikelijk verdeeld in twee groepen, te weten:-de tertiaire of commerciële dienstensector
1984 1974

Commerciële diensten waarvan: 1.182 (127) 520 Handel, horeca, reparatie 602 ( 92) 314 Transport en communicatie 125 ( 87) 67 Bank- en verzekeringswezen 119 (198) 40 Zakelijk diensten, enz. 336 (239) 99 Maatschappelijke diensten waarvan: 584 (117) 269 Medische diensten e.d. 142 (168) 53 Cultuur, sport, recreatie 34 (580) 5 Overheid 290 ( 86) 156 Overige diensten 118 (115) 55 Totale dienstensector 1.766 (124) 789

-de kwartaire of maatschappelijke dienstensector.

Uit de namen blijkt het verschil. De commerciële dienstensector produceert ‘voor de markt’, zodat het particuliere bedrijfsleven hier de boventoon voert; daarnaast zijn er ook (semi-)overheidsbedrijven die op commerciële basis diensten verlenen (Nederlandse Spoorwegen, energiebedrijven, Postbank en andere). In de maatschappelijke dienstensector worden door overheidsinstellingen en door haar gefinancierde of gesubsidieerde instellingen, publieke of collectieve diensten beschikbaar gesteld. Sommige diensten zijn gratis; voor andere betaalt men een bijdrage in de kosten. Naarmate de overheid (nationaal en regionaal) de produktie van publieke voorzieningen méér uitbesteedt aan ondernemingen in de marktsector (privatisering) en de private sector zélf ook meer winstgevende voorzieningen gaat aanbieden, zal de kwartaire sector ten opzichte van de tertiaire sector in betekenis afnemen.

De dienstensector is in de loop van de jaren steeds belangrijker geworden. De beroepsbevolking in Nederland is, evenals in andere hoogontwikkelde westerse landen, steeds minder werkzaam in de landbouw en industrie; de dienstensector is de grootste werkgever geworden. In de afgelopen eeuw à anderhalve eeuw is de agrarische beroepsbevolking gedaald van 45 % naar 5 %; het aantal werknemers in de industrie is eerst gestegen van 25 % naar 40 %, maar daalde sinds de jaren ’70 naar minder dan 30 %, terwijl de dienstensector meer dan verdubbeld is: van 30 % naar ruim 65 %!.

Ook in de Zaanstreek is het sectorpatroon sterk veranderd ten gunste van de dienstensector, zij het dat de industriële werkgelegenheid hier nog steeds van groot belang is: samen met de bouw bijna 45 %, tegenover 55 % voor de diensten (zie ook: ➝ Arbeidsplaatsen en bedrijfsgrootte). De oorzaken van de enorme verschuiving zijn algemeen en gelden ook voor de Zaanstreek. De belangrijkste zijn met name enerzijds de mechanisering en automatisering in de landbouw en industrie en anderzijds de grote vraag naar diensten bij stijgende welvaart. Daarnaast heeft in Nederland ook in de Zaanstreek de zorg van de overheid voor achterblijvende groepen een rol gespeeld.