Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Hypotheek

betekenis & definitie

is een zakelijk recht op onroerend goed (ook schepen) als zekerheid voor een aan den eigenaar H.-gever verstrekte geldleening. De H. komt tot stand door een notariëele acte en inschrijving in de openbare H.-registers.

Hierdoor is het voor ieder mogelijk zich te vergewissen of en tot welk bedrag een bepaald onroerend goed met H. is bezwaard. De H.-registers worden beheerd door den bewaarder der H., die tevens is belast met bewaring en aanhouding van het kadaster.Daar de H. voorrang geeft boven alle andere schulden en dit recht ook buiten het faillissement om wordt uitgeoefend, geeft deze een groote zekerheid, die in laatste instantie wordt bepaald door de overwaarde van het verbonden goed boven het bedrag van de leening. Bij ingebreke blijven wat betreft rentebetaling of terugbetaling van de hoofdsom (meestal is aflossing en opzegging met een bepaalde termijn mogelijk) is de schuldeischer H.-nemer gerechtigd het verbonden goed te doen verkoopen om zich uit de opbrengst schadeloos te stellen. Meerdere H. op hetzelfde goed volgen elkaar hierbij op naar volgorde van inschrijving, waardoor dus de zekerheid van een tweedeH. aanmerkelijk minder is.

Vooral in verband met de bouw is de crediet-H. van toepassing, waarbij de eigenaar de grond en wat er op gebouwd wordt verbindt ter zekerheid van de bedragen die de geldgever, tot een bepaald maximum, zal verstrekken naarmate de bouw vordert. Tot meerdere zekerheid ten opzichte van gebouwen heeft de H.-nemer meestal bepaalde rechten wat betreft de verzekering en zekerheid van betaling van de premie.

De H.-rente wordt bepaald door de algemeene rentestand en is ongeveer gelijk aan de rente van eerste klas obligaties. De H. gaat teniet door doorhaling (aanteekening) in het register na aflossing van de schuld.

De H. is de belangrijkste vorm van crediet op onroerend goed ook als landbouwcrediet - en heeft voor den geldnemer naast het voordeel van eigendomsverkrijging met betrekkelijk geringe eigen middelen, het nadeel van overmatige belasting van den eigenaar ;(schijneigendom) en daardoor veel te groot eenzijdig bedrijfsrisico en het gevaar voor algeheele onteigening bij waardedaling van het bezwaarde goed, indien bij executie als gevolg van ingebreke blijven de overwaarde geheel verdwenen blijkt. Mede in dit verband is in 1935 een K. B. Hypotheekcommissiebesluit tot stand gekomen, ter voorkoming van onredelijke executies.

Een wettelijke verlaging van de H.-rente stuitte tenslotte af op de moeilijkheden die hierdoor zouden ontstaan voor verschillende fondsen en verplichte beleggingen, daar de H. in verband met hun groote zekerheid hiervan een belangrijk onderdeel vormen.

H. als zekerheid voor een obligatieleening hypothekaire obligaties wordt ingeschreven ten name van een administratiekantoor <r dat de gezamenlijke obligatiehouders vertegenwoordigt.

Wet.: B. W. art. 1208-68.

Hypotheken openstaande inschrijvingen op het einde der jaren:

1900 ƒ 1.467.118.000
1920 3.515.733.000
1930 6.038.268.000
1935 6.358.447.000
1938 6.052.242.000

(Deze bedragen zijn 1 à 2 mld. te hoog, daar niet alle schuldverminderingen ter kennis komen, en ook doorhaling bij aflossing soms achterwege blijft cijfers Zakb. C.B.S.).

Het bedrag der Scheepshypotheken was voor de 5 voornaamste scheepshypotheekbanken per ultimo Dec. 1936 ± 74,5 millioen gulden.