Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Verzekering

betekenis & definitie

is bij alle technische verscheidenheid steeds gemeenschappelijke verdeeling van vele, ongeveer gelijksoortige, in geld te schatten risico’s, waarbij tijdstip en (in vele gevallen) omvang van het toeval afhankelijk en plaatselijk en tijdelijk verschillend zijn. Kenmerkend voor elke V. is dat in totaal ongeveer overeenstemming bestaat tusschen het risico en de tot dekking daarvan benoodigde middelen, voor den enkelen verzekerde echter de bijdrage in verhouding tot het risico (resp. premie en uitkeering) veelal belangrijk geringer is (vooral bij schade-V.) en over een lange tijd wordt verdeeld.

Combinatie van vele risico’s is bij V. steeds noodzakelijk om deze zooveel mogelijk te nivelleeren en groote schommelingen der gezamenlijke verplichtingen te voorkomen (wet van de groote getallen). Vandaar dat zgn. „eigen risico” slechts voor zeer groote lichamen met V. gelijk kan staan, nl. waar het gezamenlijk risico gedurende een bepaalde termijn ongeveer aan de gezamenlijke bij V. te betalen premies gedurende dezelfde termijn gelijk is. Een belangrijke factor bij de berekening van de risico’s en de tot dekking daarvan benoodigde bijdragen vormen de statistiek en mathematiek, welke laatste zich vooral op het gebied van de levens-Y. tot een zelfstandig onderdeel van de wiskunde (V.-mathematiek) heeft ontwikkeld.

V. kan tot stand komen door onderlinge V. (coöperatie) of als zakelijke onderneming (meestal N.V.), waarvan de winst in de eerste plaats bestaat uit berekende administratiekosten. In het eerste geval kan de dekking van het risico zoowel geschieden door het vormen van een kapitaal door middel van geregelde premies (premie-Y.) of door omslag van de vervallen verplichtingen onder de gezamenlijke deelnemers. Bij de V. als onderneming vormen steeds de premies der verzekerden de basis voor de uitkeeringen. Rechten en verplichtingen van verzekerden en verzekeraar zijn in een polis, die tevens bewijs is van den verzekerde tegenover den verzekeraar, vastgelegd. Een uniforme regeling voor verschillende V. is door de assuradeuren te Amsterdam en Rotterdam vastgesteld en als Beurspolis bekend.

Daar het eigen kapitaal van een V.-maatschappij voornamelijk dient ter meerdere zekerheid, is dit veelal voor een groot deel niet volgestort (zie:Aandeel, N.V.). Internationale werkzaamheid der V.maatschappijen vergroot de verdeeling van het risico, zoowel ruimtelijk als door uitbreiding van het aantal deelnemers. Onzekerheid wat betreft de valuta’s kan deze voordeelen echter grootendeels of geheel teniet doen. Door her-V. kan het risico door den verzekeraar verder worden verdeeld.

Verzekerbaar is binnen de grenzen van mogelijke risico-verdeeling, elk in geld te schatten belang: schade, verplichtingen tegenover derden, inkomen, kapitaal (levensV., studie-V.) enz., waarbij het toeval een rol speelt. Onderscheiden worden hierbij goederen- en personen-V., al naar het risico van de eerste (schade, enz.) of van de laatsten (levens-V., ziekte-V., enz.) afhankelijk is. Voorop staat dat de verzekerde geen invloed mag kunnen hebben op het risico, terwijl in vele gevallen (bij schadeV.) ter vermijding van voordeel voor den verzekerde, om hem niet het belang bij voorkomen van de schade te ontnemen, niet het volle bedrag van de schade wordt uitgekeerd.

Een belangrijke tak van V. is de levens-V., die een uitkeering in geld bij overlijden inhoudt, eventueel gecombineerd met een uitkeering na een bepaald aantal jaren premiebetaling (gemengde V.). Ook V. van studiegelden en lijfrente een door betaling in eens of in termijnen verzekerde periodieke uitkeering bij leven van één of meer personen behooren tot het levensverzekeringsbedrijf. Sociale V. (arbeiders-V.), die één van de voornaamste onderdeelen van de sociale politiek vormt, bedoelt den werknemer eenige compensatie te geven voor het gemis van bezit anders dan van zijn arbeidskracht, door hem bij het wegvallen van de normale mogelijkheden zich door middel van zijn arbeid een bestaan te verschaffen, een minimumonderhoud te verzekeren. In verband met het groote belang der sociale V. is deze in vele gevallen verplicht, met bijdragen van de betrokkenen en (of) van de werkgevers en in bepaalde gevallen van de overheid.

Tot de verplichte sociale V. behooren in Ned.: de ziekteverzekering (incl. zwangerschap) volgens de Ziektewet 1929, de ongevallenverzekering (geneeskundige hulp en uitkeering bij tijdelijke invaliditeit) volgens de Ongevallenwet 1921, de Land- en tuinbouwongevallenwet 1922 en Zee-ongevallenwet 1919, de invaliditeits- en ouderdomsverzekering volgens de Invaliditeitswet 1913, en kostelooze en gesubsidieerde ouderdomsrenten volgens de Invaliditeits- en ouderdomswet 1919. Daarnaast vrijwillige ouderdoms-V. en werkloosheids-V. (zie:Werkloosheid). In sommige landen is o.a. V. tegen wettelijke aansprakelijkheid voor automobilisten verplicht. De ongevallen- en invaliditeits-V. en ouderdoms-V. komen ten laste van de werkgevers (de laatste door het plakken van zegels op de „Rentekaart”); de premie der ziekteverzekering is door de werkgevers verschuldigd, maar mag voor de helft op de werknemers worden verhaald. De uitvoering der sociale V. berust in hoofdzaak bij de Rijksverzekeringsbank (behalve ziekte-V.); de werkgevers hebben hun verplichtingen voor een groot deel gezamenlijk vereenigd in de Centrale Werkgevers Risico-Bank.

De maatschappelijke beteekenis van de V. is gelegen in de vermindering van het persoonlijk risico, waardoor ernstige schokken voor de afzonderlijke economische subjecten op de meest verschillende plaatsen worden opgevangen, en belangrijk wordt bijgedragen tot stabilisatie van het economische en sociale leven. Daarnaast vormen de V.-maatschappij en en coöperaties een zeer belangrijke factor op de kapitaalmarkt door belegging van groote bedragen aan reserves.

In verband met de groote belangen die deze vertegenwoordigen bestaat in de meeste landen contróle op het levensverzekeringsbedrijf. Deze heeft de vorm van wettelijke verplichting tot openbaarheid, waarbij de controle in de eerste plaats door de verzekerden zelf wordt uitgeoefend, verschillende wettelijke voorwaarden of concessie en staatstoezicht. In Ned. is na moeilijkheden in het levensverzekeringsbedrijf in 1922 een Wet op het levensverzekeringsbedrijf tot stand gekomen, die openbaarheid eischt onder controle van de Verzekeringskamer met voor dit lichaam recht van advies, dat bij niet opvolgen wordt gepubliceerd.

Wet.: B.W. art. 1811-24; W.v.K. art. 246-308.

Stat.: Rijksverzekeringsbank ; Verslag Verzekeringskamer.

Lit.: Manes, Versicherungslexikon, 3de 1930 ; id. Versicherungswesen 1930/32 ; P. Moldenhauer, Versicherungswesen, G.d.S. VII; E. Lederer, Sozialversicherung, G.d.S. IX/n ; Brucker, Die Sozialversicherung, 1928/31 ; Les problèmes généraux de l’assurance sociale, B.I.T. 1925 ; L’organisation int. du travail et les assurances sociales, B.I.T. 1936 ; (afz. geschriften over verschillende onderdeelen zie de catalogus: Etudes et documents B.I.T.) ; Groeneveld en Sternberg, De ongevallenwet 1921 ; id., De Invaliditeitswet ; Rechtskennis van den Ingenieur Sociale Verzekering, 1929 ; J. v.

Bruggen en A. F. v. Lakerveld, De Ziektewet ; J. H. J. Schouten, de steunverleening aan werklooze arbeiders, 4de 1938 ; Verslag Rijksverzekeringsbank.