Wijn & drank Encyclopedie

Jan Zellenrath (1979)

Gepubliceerd op 04-05-2021

Mâconnais

betekenis & definitie

Voornamelijk witte wijn, maar ook wat rode en rosé. Het zuiden van de Bourgogne, Frankrijk

Het gebied van de Méconnais ligt in het zuiden van de Bourgogne langs de Saône, ten zuiden van de Chalonnais en ten noorden van de Beaujolais. De grens tussen de Méconnais en de Beaujolais is niet erg duidelijk. Zo zien we op de kaart van de Bourgogne dat de gemeente La Chapelle-Guinchay, die in de Méconnais ligt, in werkelijkheid is gelegen ten zuiden van 3 beroemde Beaujolais-wijngaarden, namelijk Saint-Amour, Juliénas en Chénas. De wijnen van La Chapelle worden als ze rood zijn doorgaans als Beaujolais verkocht, en als ze wit zijn als Méconnais. Dit is een van die gevallen waarin wijnboeren en handelaren de benaming kiezen die hun het beste lijkt.

De beste en meest beroemde wijn van de Méconnais is de Pouilly-Fuissé, een droge witte wijn. Hij neemt op veel goede tafels al jaren een voorname plaats in en zijn populariteit stijgt nog steeds. Er bestaan echter ook andere Pouillywijnen, namelijk uit de naburige wijngaarden Pouilly-Loché en Pouilly-Vinzelles. Onder de witte Bourgognewijnen uit het zuiden van dit gebied neemt de Mécon dezelfde plaats in als de Beaujolais dat doet onder de rode. Het zijn geen van beide echt hele grote wijnen. Maar ze zijn allebei dikwijls voortreffelijk en in het algemeen uiterst plezierig. De belangstelling van het publiek voor de Pouilly-Fuissé en de andere wijnen van de Méconnais is al van veel ouder datum dan de populariteit van de Beaujolais, waarvan de stroom aanhangers pas de laatste jaren sterk toeneemt.

De Méconnais exporteert zijn wijnen al sinds de 17de eeuw, want ook toen was er al veel vraag naar; die export is naar men zegt te danken aan de ondernemingsgeest van een zekere Claude Brosse, die wijnbouwer was. Rond 1660 achtte Brosse het de hoogste tijd dat men ook buiten de Bourgogne kennismaakte met de voortreffelijke wijnen van de Maconnais. Hij moet een reus van een man zijn geweest en blijkbaar zonder angst, want hij laadde 2 vaten op zijn kar en vertrok naar Parijs. In die tijd werd dat nauwelijks gedaan, want de 400 km lange weg was modderig, slecht onderhouden en vol met hinderlagen van struikrovers. Maar Brosse bereikte heelhuids Parijs, wat hem ongeveer 30 dagen had gekost. Zijn imposante gestalte trok de aandacht van de koning, die dan ook wilde weten wat die Bourgondiër zo ver van zijn provincie kwam uitvoeren.

En omdat Brosse wijnkoopman was liet hij Lodewijk XIV zijn wijn proeven. Al na de eerste slok deed de koning onmiddellijk een bestelling. En toevallig was deze wijn, die de koning zo lekker vond, ook precies waar men in hofkringen al zo lang naar zocht. Zo lanceerde Brosse de wijnen van de Maconnais op de markten van Versailles en Parijs.

Tegenwoordig produceren de wijnboeren in de Maconnais niet alleen witte wijn, maar ook een behoorlijke hoeveelheid rode. Rosé maken ze echter maar weinig. Doordat ze zo dicht bij de Beaujolais zitten, waar de edele Gamay wordt gekweekt, worden de wijnboeren in de Maconnais er wel toe gedreven om dit druiveras te planten, maar de resultaten vallen niet zo mee. De traditionele wijnstok voor rode wijnen was altijd de Gamay a Jus Coloré (met gekleurd sap), doorgaans Gamay Teinturier genoemd. Deze soort geeft ruime hoeveelheden grote druiven die een gekleurd sap bezitten, dit in tegenstelling tot de meeste andere druiven die een gekleurde schil hebben. Van alle Gamay-rassen is er van deze Teinturier wel het meest misbruik gemaakt.

Het is deze ‘valse’ soort die door Filips de Stoute werd verbannen en sindsdien is hij talloze malen in de Bourgogne veroordeeld en verboden. In de Maconnais is het sinds 1970 toegestaan om voor rode wijnen 15% Gamay Teinturier te gebruiken. Dit soort wijnen wordt voor het merendeel gemaakt van de Pinot noir en in mindere mate van de Gamay noir à Jus blanc. De wijngaarden worden vaak herplant met Pinot noir. Dat de Gamay in de Beaujolais veel betere wijnen geeft dan in de Méconnais komt doordat de bodem in deze beide districten niet hetzelfde is. Nergens in de Méconnais vindt men het graniet dat aan de Beaujolais zijn typische charme verleent.

Om tegengestelde redenen geven de kalkachtige hellingen in de Méconnais als bodem aan de Chardonnay - het enige edele druiveras voor witte wijnen in de Bourgogne - volop de gelegenheid om tot uitstekende resultaten te komen. Wat nauwkeuriger uitgedrukt kunnen we stellen dat de Méconnais 3 duidelijk onderscheiden bodemcategorieën heeft. De beste is die van Pouilly-Fuissé, iets ten zuidwesten van Mécon. De uit het middelste Mesozoïcum daterende aardbevingen (zo’n 150 miljoen jaar geleden) hebben de ondergrond naar boven gedrukt, zodat de kleigrond zich met de kalk kon vermengen. Ten noordwesten van Mécon vindt men een geologische formatie van geheel andere aard: een lang dal, waar de verbrokkeling van kalksteenrots een bovengrond oplevert die diep genoeg is om de wijnstok goed te laten gedijen. Deze 2 districten zijn uitermate geschikt voor de produktie van witte wijnen.

In het uiterste noorden van de Méconnais biedt het landschap een nogal gevarieerde en rommelige aanblik. Nu eens heeft leisteen de overhand, dan weer kalk, en de wijnen danken hun smaak aan de bodem waar ze vandaan komen. Bepaalde delen van de Méconnais hebben altijd veel aantrekkingskracht uitgeoefend op geologen. Men vindt er niet alleen verschillende over elkaar heen liggende lagen van ondergrondse rotsformaties, maar elk van die lagen dateert ook weer uit een ander geologisch tijdperk. Het hele district is een uitstekende vindplaats gebleken voor degenen die op zoek zijn naar overblijfselen uit een grijs verleden. Opgravingen hebben 6000 jaar oude fossielen aan het licht gebracht in de buurt van Solutré - een van de gemeenten die recht hebben op de Appellation Pouilly-Fuissé - en welhaast alle boeren in dat gebied hebben bij het ploegen weleens sporen van de Romeinse tijd gevonden.

De geschiedenis van de Méconnais laat zich echter niet alleen aflezen uit de ondergrond en de bovengrond. Het grote middeleeuwse klooster van Cluny ligt op 15 km ten noordoosten van Mâcon, bij Cluny. Tijdens de vroege middeleeuwen hebben de monniken zeer hun best gedaan om de kennis uit de Oudheid in leven te houden en Cluny is dan ook een hele tijd een van de machtigste kerkgemeenschappen van Frankrijk geweest. Diezelfde monniken hadden ook een aandeel in het verbreiden van kennis op een praktischer terrein, dat van de druiventeelt en de wijnbouw. Zij gaven de boeren uit de omtrek de raad hun wijngaarden te vergroten en leerden hun hoe ze de wijnstokken het best konden verzorgen. De archieven vermelden niet of de monniken de wijn inspireerden of de wijn de monniken, maar zeker is dat de wijnbouw in de Bourgogne zijn bestaan te danken heeft aan het bekwame vernuft van Cluny.

In dit zuidelijk gedeelte van de Bourgogne houdt men er heel speciale wijnbouw op na. De zon is hier iets warmer dan in de Côte-d’Or en de zomer duurt er wat langer. Met name de Chardonnay kan hier veel hoger worden geplant dan waar ook in de provincie. Vanwege de grotere hoeveelheid zon achten de wijnbouwers het niet nodig de wijnstokken kort te houden, zodat ze nog kunnen profiteren van de door de steenachtige bodem teruggekaatste warmte. Bovendien kan men het zich in de Maçonnais permitteren de druiven 2 weken langer te laten rijpen dan in de Côte-d’Or.

Het merendeel van de Mâconnaiswijnen wordt verkocht onder de naam Mâcon Supérieur, of Mâcon gevolgd door de naam van de gemeente waar de druiven werden verbouwd. Een iets kleinere hoeveelheid wordt simpelweg verkocht als Mâcon, zonder verdere herkomstaanduiding. De beste zijn echter die met een van de 3 Pouilly-benamingen. Zoals overal elders in Frankrijk zegt een dergelijke appellation niet alleen iets over de herkomst, maar ook over de kwaliteit.

Herkomstbenamingen van de Maconnais

Pouilly-Fuissé

Dit is de koning van de witte Maconnaiswijnen: een zeer droge en over het algemeen tamelijk lichte wijn. De beste bezit een duidelijk herkenbare ronde volheid die hem onderscheidt van soortgenoten van mindere kwaliteit (lichte maar te zure wijnen die weinig karakter hebben). De Pouilly-Fuissé is minder hard dan de Chablis, maar ook minder fruitig, en de bodem waarop hij groeit geeft hem een lichte ‘goüt de terroir’. In zijn jeugd bezit hij een zeer licht bouquet en een bleekgouden kleur met een vleugje groen erdoor. Op dat moment is hij op zijn best, en hij moet dan ook jong worden gedronken. De Pouilly-Fuissé bereikt namelijk zijn hoogtepunt wanneer hij 6 maanden in de fles zit en langer dan een jaar of 3, hooguit 5 houdt hij dat niet.

Van sommige is het alcoholgehalte echter hoog genoeg om het langer uit te houden. Ze worden er alleen niet beter op, zodat het dus weinig zin heeft ze lang te bewaren.

Een echte Pouilly-Fuissé moet afkomstig zijn uit een van de volgende gemeenten: Solutré-Pouilly, Fuissé, Chaintré of Vergisson. Hij moet uitsluitend van de Chardonnay worden gemaakt en de produktie mag niet boven de 45 hl/ha uitkomen. Het gehalte aan natuurlijke suikers in de most moet minimaal 187 gr/1 bedragen, wat de wijn na gisting een alcoholgehalte van 11° geeft. Vestigen we nog even de aandacht op het feit dat het hier gaat om natuurlijke suiker, aangezien de wijnboeren in de Maconnais, zoals trouwens overal elders in de Bourgogne, het recht hebben om een bepaalde hoeveelheid suiker aan de most toe te voegen, een procédé dat → chaptalisation wordt genoemd. Dit is niet geheel zonder gevaar, want als men te veel suiker toevoegt loopt men de kans de elegante verfijning van de wijn teniet te doen; hij wordt voller en zwaarder en daardoor dikwijls veel grover.

Het totale wijngaardoppervlak van de 4 gemeenten die Pouilly-Fuissé produceren bedraagt 600 ha waarop gemiddeld 40000 hl wijn per jaar wordt geproduceerd. De beste wijn wordt verkocht onder de naam Pouilly-Fuissé gevolgd door de naam van de wijngaard. Om het recht op deze benaming te krijgen moet het suikergehalte van de most minstens 204 gr/1 bedragen en het alcoholgehalte minstens 12°.

De namen van de beste wijngaarden die op de etiketten staan vermeld zijn de volgende: (gemeente Solutré-Pouilly): Les Chailloux, Les Boutières, Les Chanrue, Les Prats, Les Peloux, Les Rince; (gemeente Fuissé): Chateau-Fuissé, Le Clos, Clos de Varambond, Clos de la Chapelle, Menetrières, Versamières, Les Vignes-Blanches, Les Chatenets, Les Perrières en Les Brülets.

Over het algemeen hebben de wijnen van Solutré-Pouilly de neiging wat vrouwelijker en verfijnder te zijn dan die uit de andere gemeenten, terwijl die van Fuissé juist wat sterker kunnen zijn. De coöperatie van Chaintré produceert enkele van de beste Pouilly-Fuisséwijnen, die kwalitatief beter zijn dan die uit Vergisson.

Pouilly-Loché, Pouilly-Vinzelles en Saint- Véran

De eerste 2 zijn de minder goede Pouillywijnen uit de Maconnais. De wettelijke bepalingen van deze appellation zijn behalve wat betreft de herkomst precies gelijk aan die van de Pouilly-Fuissé. Toch bereiken ze nooit helemaal hetzelfde topniveau. In het algemeen kan men stellen dat ze lichter zijn en minder klasse hebben dan de Pouilly-Fuissé, ofschoon ze vaak wel fruitiger zijn. Volgens de voorschriften van deze appellations moet de Pouilly-Loché worden geproduceerd uit de oogst van de wijngaarden in de gemeente Loché (die het dichtst bij Fuissé ligt) en de Pouilly-Vinzelles uit die van Vinzelles (dat vlak onder Loché ligt). Samen produceren deze 2 gemeenten op zijn hoogst ongeveer 5000 hl per jaar.

SaintVéran is een nieuwe appellation die zijn toenemend succes te danken heeft aan de prijsstijgingen van de Pouilly-Fuissé. Kwalitatief is hij echter niet van hetzelfde niveau als de betere PouillyFuissé.

Mâcon Supérieur of Mâcon

In theorie heeft deze appellation, gevolgd door de naam van een gemeente, betrekking op witte en rode wijnen, en rosé. Maar in de praktijk komt het erop neer dat meer dan de helft wit is, en bijna de hele rest rood. Er is dus bijna geen rosé. De rode wijnen zijn onbeduidend en doorgaans zonder opmerkelijke eigenschappen, zodat men zelfs in Mâcon liever een Beaujolais drinkt dan een rode Mâcon. De witte heeft dan wel niet de distinctie van de Pouilly-Fuissé, maar van tijd tot tijd wordt er door een van de betere wijnboeren een geproduceerd die een mindere Pouillywijn kan evenaren en zelfs overtreffen.

De wijn die deze benaming mag dragen moet afkomstig zijn uit het arrondissement Mâcon of uit een van de volgende gemeenten: Boyer, Bresse-surGrosne, Champagny-sous-Uxelles, Champlieu, Etrigny, Jugy, Laives, Mancey, Montceaux-Ragny, Nanton, Senneceyle-Grand en Veres. Verder moet hij van bepaalde druiverassen worden gemaakt. Voor de rode wijnen zijn dat: de Gamay noir â Jus blanc, Pinot noir en Pinot gris, aangevuld met maximaal 15% Gamay Teinturier en maximaal 15% druiven die voor de witte zijn toegestaan, zoals de Pinot blanc en de Chardonnay. De produktie mag de 45 hl/ha niet overschrijden.

Bij de rode wijnen moet de most minimaal 180 gr/1 suiker bevatten, hetgeen na gisting in elk geval een alcoholgehalte van 10° zal opleveren. Bij de witte wijnen geeft een suikergehalte van 187 gr/1 na gisting een alcoholgehalte van 11°. Het is volkomen geoorloofd deze witte wijnen onder de naam Bourgogne te verkopen, terwijl men dat met de rode alleen maar mag wanneer ze uitsluitend zijn gemaakt van de Pinot-druif. Deze benaming is overigens veel te algemeen om interessant te zijn. Op het ogenblik wordt er per jaar ongeveer 150 000 hl Mâcon Supérieur verkocht, waarvan iets meer dan de helft bestaat uit witte wijn.

Mâcon; Pinot-Chardonnay-Mâcon

Helemaal onderaan de Mâconnais-ladder vinden we de wijnen die simpelweg als Mâcon rouge, Mâcon blanc of PinotChardonnay-Mâcon worden verkocht. (De laatste benaming is trouwens incorrect, in aanmerking genomen dat deze wijn net zo goed van de Pinot blanc als van de Chardonnay kan zijn gemaakt, en bovendien veel weg heeft van de Mâcon blanc, waarvan de naam trouwens minder ingewikkeld is.) Deze benamingen hebben betrekking cp de wijnen van mindere kwaliteit, zowel rode als witte, maar meest rode.

Om deze benaming te krijgen mogen de wijnen in hoeveelheden van 50 hl/ha worden geproduceerd, dat is dus meer dan voor de hierboven genoemde wijnen geldt.

Ook hier zien we weer dat met betrekking tot de wijn kwaliteit en kwantiteit nooit gelijk opgaan. Wat hun herkomst aangaat komen deze wijnen uit precies dezelfde beperkte zone als de Mâcon Supérieur. Bij de rode wijnen bedraagt het minimum suikergehalte van de most echter maar 162 gr/1, wat een alcoholgehalte oplevert van 9°, en bij de witte 170 gr/1, wat een alcoholgehalte geeft van 10°.

Er wordt ongeveer 5000 hl wijn met deze benaming geproduceerd, evenveel rood als wit.