Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mythologie

betekenis & definitie

Het woord „mythologie” heeft tweeërlei zin. Het kan beteekenen het geheel der bij een bepaald volk in omloop zijnde mythen en ook de leer, de wetenschap, die de mythen, de overgeleverde verhalen aangaande de góden in hunne onderlinge verhouding of in hunne verhouding tot de wereld der verschijnselen en der menschen, tot object van onderzoek heeft.

De laatste, de wetenschap der mythen heeft een reeks van wisselingen in den loop der eeuwen ondergaan. De massa der eenvoudigen hield in de oudheid de mythen voor eene beschrijving van gebeurtenissen, hoewel reeds zeer vroeg de meer onwikkelden het overgeleverde wel vasthielden, maar rationalistisch trachtten uit te leggen en te verklaren.

De allegorie was het hulpmiddel, waarvan men zich gaarne bediende. Zoo deden de wijsgeeren b.v. de Stoïsche en anderen als b.v.

AmmoniusSakkas, Plotinus, Ammelius, Porphyrius en Jamblichus, die het neo-platonisme populariseerden en de wijsbegeerte uit de school in den tempel brachten. Zij leverden wijsgeerige tractaten, die de heilige producten der oudheid uitlegden.

De theurgie, d. i. de kunst om door magie op de góden invloed uit te oefenen, brachten zij in eere. De wijsbegeerte hulden zij in het mysterie en abstracte begrippen en beginselen personifieerden zij in de namen der góden, daemonen en heroën.

De intelligibele wereld werd een Olympus en diepzinnige, dikwijls mystieke filosofie en theosofie werden aan de mythologische figuren ondergeschoven. Zoo kreeg de mythologie bij behoud der oude figuren een nieuwen inhoud, een geloofsinhoud, en werd het polytheïsme verrijkt met een soort theologie van idealistische strekking.Het euhemerisme of euemerisme dankt zijn naam aan Euhemerus, een filosoof, die behoorde tot de hedonistische school en pl.m. 300 v. Chr. leefde. Hij verzamelde heilige tempelschriften, waarin hij vertelde van zijn reis naar Arabië en Zuidelijker streken, die hem bracht op het eiland Panchaia, waar op een gouden zuil in den tempel van Zeus Triphylios de oudste geschiedenis der wereld door Uranus geschreven zou zijn gevonden. Hij kleedde zijne beschouwing zoo in, dat de goden-mythen slechts een in het wonder gezette geschiedenis van menschen zou zijn. Goden waren voor hem uitnemende menschen, heroën, die na hunnen dood goddelijke eere deelachtig waren geworden, terwijl de hoofdplaats hunner vereering hun graf was. Dit beginsel voerde Euhemerus consequent door, zoodat het euhemerisme een vorm van mythenverklaring werd.

Deze theorie heeft niet slechts in de oudheid aanhangers gehad en onder de denkers der Christelijke kerk, die er zich in hun strijd tegen het heidendom van bedienden om aan te toonen, dat de góden der heidenen slechts menschen waren, maar zij heeft zich tot op onzen tijd gehandhaafd. Zoo b.v. Moreaude Jonnès, A. Hoffmann, de romantiek in Duitschland, ook Schelling waren aanhangers van de voorstelling, dat er een oud volk in Azië geweest zou zijn, dat in het bezit was geweest van een oorspronkelijken godsdienst, welks wijsheid door priesters verbreid was onder de volkeren der aarde. Vooral tot de Grieken zou deze leer gekomen zijn, maar omdat zij niet beschaafd genoeg waren, hadden zij deze leer ontvangen in den vorm der mythen, terwijl de abstracte leer in den dienst der mysteriën werd verbreid en bewaard. Van een wetenschappelijke behandeling der mythologie is eerst sprake met de opkomst vergelijkende godsdienstgeschiedenis, die op hare beurt weder van de vergelijkende taalwetenschap afhankelijk is.

Deze wetenschappen voerden tot de vergelijkende mythologie. De eerste, die deze beoefende, was A. Kuhn, die niet slechts voor de vergelijkende taalwetenschap van groote beteekenis is geweest, maar ook voor de mythologie. In dit verband noemen wij zijn geschrift Ober Entwickelungsstufen der Mythenbildung, Berlin 1874. Van nog grooter beteekenis was de arbeid van Max Müller, die niet slechts voor de taalwetenschap en de kennis der Oostersche godsdiensten, maar ook voorde vergelijkende mythologie van zeer groot belang is. Zijn Collected works bestaan uit 20 deelen, waarin een schat van kennis en wetenschap weggelegd is.

Deze door Max Müller vooral opgeroepen filologische school zocht den oorsprong der mythologie in de wijze, waarop de oude menschheid hare gedachten uitdrukte. In aansluiting bij deze filologische richting ontstond de iconografische, die uit de studie der religieuse beelden en ritus der godsdienstoefening licht trachtte te verkrijgen. Men meende daarin een nieuwen oorsprong der mythen te ontdekken. Een der eerste beoefenaars dezer iconografische methode was Clermont-Ganneau, terwijl de religieuse methode in engeren zin, d. w. z. de methode, die in religieuse practijken den oorsprong der mythen zocht, door K. O. Müller vooral werd voorgestaan en in Frankrijk door Victor Bérard e. a. Clermont-Ganneau stelde zich tot taak aan te toonen, dat er niet slechts geweest is een mythologie, door mondelinge traditie voortgeplant, maar ook eene, die door het oog bestond, en zooals hij zegt „mythologie oculaire” of een optische.

Het plastisch beeld werd voor deze school het middel der traditie. K. O. Müller legde in zijn Origine des cultes arcadiens nadruk op het religieuse materiaal in zijn vollen omvang. Andere mythologen namen weer hun uitgangspunt in het denkleven der menschen en gaven den stoot tot twee nieuwere theorieën. Andr.

Lang trad op met de anthropologische theorie en P. Regnaud met de psychologische. Volgens Lang is niet de taal, noch het beeld, noch de ritus de verklaringsgrond der mythen, maar de menschelijke geest. En de anthropologie levert hem het materiaal om aan te toonen, dat de intellectueele ontwikkeling der oude menschheid de schepping der mythen verklaart. Zie Custom and myth. Studies of early usage and belief, London, New-York, Bombay.

Modern mythology. A. reply to Prof. Max Müller, London, etc. Myth, ritual and religion, 2 vols. London, etc.

Regnaud gaat juist van een tegenovergesteld standpunt uit. Volgens zijne school is het geestelijk leven der menschen in den loop der eeuwen weinig veranderd. Met de verstandelijke ontwikkeling heeft de mythe niets van doen. De mythe wordt voortgebracht door spontane psychologische werkingen. De droomerijen der voorgeslachten, uitgesproken door de taal in hunne poëzie, zijn de grondelementen van de mythe. De mythe en de personificatie, waarvan deze blijk geeft, heeft volgens deze school niets met de taal te maken, maar is psychologisch van oorsprong.

De zon b.v. zou eerst naar analogie van andere meer in de nabijheid van den mensch aanwezige dingen beschouwd zijn, die een eigen leven hadden, met energie, wil en en werking begiftigd. Zoo werd de zon geanthropomorphoseerd.

Zoo zijn er dus een groot aantal mythologische systemen, die den oorsprong der mythen trachten te verklaren. Alle hebben ongetwijfeld elementen van waarheid, hoewel zij alle tekort schieten. Elke nieuwe school bracht licht, maar met uitsluiting van alle andere kon geen enkele eene afdoende verklaring geven.

De taak der mythologie als wetenschap is in de eerste plaats de onderscheidene mythen van de mythologie der volkeren te rangschikken, hun oorsprong na te gaan, hun ontwikkelingsgang te teekenen en het irrationeele, dat zij hebben, te leeren verstaan. In de 19e eeuw is zij als wetenschap in strikten zin ontstaan en heeft zij een antwoord gezocht op deze drie vragen:

1° hoe ontstaan mythen ;
2° hoe ontwikkelen zij zich;
3° welke is hunne beteekenis?

De beantwoording van deze drie vragen leidde tot het trekken van groote lijnen, waarvoor de vergelijkende godsdienstwetenschap de richting aangaf. Men is er thans wel van overtuigd, dat de mythen in eigenlijken zin onafscheidelijk met de godsdiensten verbonden zijn. Zoo lag het dus voor de hand na te gaan welke godsdiensten een mythologie hebben gehad en welke voorwaarden vervuld moeten zijn, indien een religie een mythologie zal bezitten. De animistische volken achtte men niet bij machte een mythologie voort te brengen. Daarvan kan eerst sprake zijn in de zoogenaamde anthropomorphe religies, d. i. die religies, waarin de góden menschvormig worden voorgesteld. Indien dit zoo is, dan kunnen de mythologische voorstellingen, die bij animistische volken worden aangetroffen, slechts verklaard worden uit de degeneratie, waaraan deze volken ten prooi zijn geweest. Deze mythologische voorstellingen zijn dan als overblijfselen van vroegere hoogere cultuurontwikkeling te verklaren.

Dit anthropomorphisme is de voorwaarde voor polytheïsme en dit meende men, was de onafwijsbare voorwaarde voor een rijke mythologie. In de pantheïstische en monotheïstische godsdiensten achtte men de bestaansvoorwaarden voor een mythologie niet aanwezig. (ZieToutain, ’Etudes de mythologie et d’histoire des religions antiques). Indien de godheid het wezen van het al is, of indien zij als oneindig, eeuwig, onveranderlijk en eenig wordt erkend, dan zoo meent hij, zal er van geene mythologie sprake zijn. Hoewel dit wat het pantheïsme in Oostersche religies betreft, niet juist is en het de vraag is in hoever met pantheïstische speculaties toch een anthropomorph-polytheïsme kan gepaard gaan, wel juist is, dat Jodendom, Christendom en Islam voor eigenlijke mythologie geen plaats hebben. In een wijsgeerig pantheïsme is er uit den aard der zaak van mythologie geen sprake. Het hoofdgebied der mythologie ligt echter in het polytheïsme.

In verband met de geschiedenis der godsdiensten onderscheidde men:

1° de zoogenaamde Indo-Europeesche mythologieën, zooals deze in Veda-godsdiensten, Brahmanisme e.a. voorkomt en zooals zij bij Iranische volken wordt aangetroffen in het Avesta om dan over te gaan tot de Grieksche mythologie en daarna tot de Etruscische en de Romeinsche, de Gallische en de Keltische ; de Germaansche, de Noorsche en de Slavische.
2°. De Semitische mythologie, waartoe men de Assyrisch-Babylonische brengt, die der Feniciërs en der Kanaänieten en die der Egyptenaren.
3°. De oud-Amerikaansche mythologiën, die bij de oorspronkelijke bewoners van Amerika gangbaar waren, die der Peruanen en de mythologie van de volken van Cundinamarea, wier zonnegod Botchica de schepper van beschaving en kunst is. De mythologie der volken in Centraal Amerika en Mexico en de andere Amerikaansche stammen, die voor de ontdekking het groote gebied tusschen Noordpool en aequator bevolkten.

Voor de mythologische wetenschap ligt dus een wijd gebied open. Een rijke litteratuur is van de vorige eeuw tot heden ontstaan en nieuwe grondslagen werden gelegd door de studie der Völkerpsychologie, door Wundt in zijn Völkerpsychologie, door Vierkandt en tal van anderen, terwijl ook tal van speciale mythologieën zijn verschenen, waarin de schier onuitputtelijke voorraad van materiaal, waarover de nieuwe tijd beschikt, is verwerkt. Ook groote periodieken gaan geregeld voort nieuwe stof te vergaderen.