Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Naakt

betekenis & definitie

Zonder kleederen,

1. in ruimeren zin, wie niet genoeg kleederen heeft en ze door de barmhartigheid van anderen moet ontvangen (Jes. 58 : 7; Matth. 25 : 36). Zoo had Petrus (Joh. 21: 7), wellicht slechts het lederen visschersschort aan, toen hij, om Jezus te gemoet te zwemmen, het witte, linnen onderkleed omwierp en zich daarna tot zwemmen aangordde. Alzoo de discipel in Marc. 14:51. Insgelijks moest Jesaja (20 : 2) zonder opperkleed en schoenen drie jaren lang gaan, om de verootmoediging van Egypte af te beelden.
2. In engeren zin geheel ongekleed, zooals de mensch ter wereld komt (Gen. 2:25; Job 1:21; Pred. 5 : 14; Ezech. 16 : 22; Hos. 2 : 3). Deze toestand is sedert den val met het natuurlijk gevoel der schaamte verbonden, zoodat uitdrukkelijk wordt vermeld, dat voor den val de eerste menschen geen schaamte gekend hebben (Gen. 2 : 25). De schaamte is vrucht der zonde. Dit natuurlijk, door God ingeplante gevoel te verachten, is een teeken van diepgezonken ruwheid of geraffineerde zinnelijkheid; het bij anderen niet te achten de diepste ontheiliging der menschelijke persoonlijkheid, gelijk het als de ergste toegift der slavernij en tevens als beeld der grootste onteering en berooving van een volk voorkomt, in Jes. 20 bij Egypte ; in 47 bij Babylon; in Ezech. 16 : 39, 23 : 29, Hos. 2 : 3 van Israël. Grieken en Romeinen, die zich daarover heenzetten, zijn juist daardoor in gruwelijke zonden verzonken, gelijk deze in Rom. 1:26— 28 beschreven zijn.
3. Naakt in geestelijken zin (2 Cor. 5:3; Openb. 3 : 17, 10), wie niet het kleed der gerechtigheid van Christus in het geloof heeft aangetrokken.