Mannen Gods worden genoemd
a. engelen, als de zoodanigen, die het kenmerk van goddelijke zending met zich droegen (Richt. 13 : 6, vgl. Dan. 8 : 15; 9 : 21).
b. Profeten, voor zooverre zij door God toegerust, geroepen en gezonden worden, om den menschen den wil Gods te verkondigen. Mozes is de eerste, dien de Heilige Schrift een man Gods noemt (Deut. 33 : 1; Jos. 14 : 6; Ps. 90 : 1). Na hem dragen alle buitengewone gezanten Gods dien naam (1 Kon. 17:24; 18:12,22; 2 Kon. 1:9,12; 1 Sam. % : 27; 9 : 6). In het Nieuwe Testament worden alle waarlijk geloovigen menschen Gods genoemd (2 Tim. 3 : 17; 1 Tim. 6 : 11).