was een geheimzinnige gevangene uit den tijd van Lodewijk XIV. In de Mémoires secrets pour servir d l’histoire de Perse (1745—1764) wordt het eerst melding van dezen man gemaakt.
Volgens deze was de gevangene de hertog van Vermandois, een natuurlijke zoon van Lodewijk XIV en madame Lavallière, die om een oorveeg, die hij den dauphin gegeven had, levenslang werd gevangengezet. Nederlandsche schrijvers meenen, dat hij een jonge vreemde edelman geweest is, een kamerheer van koningin Anna en dat de vader Lodewijk XIV is geweest.
Zoo oordeelt ook de jezuïet Griffel, die 9 jaar lang biechtvader van de bastille geweest is. Voltaire oordeelde in zijn Dictionaire philosophique, dat hij een oudere halfbroeder geweest is van Lodewijk XIV, een natuurlijke zoon van koningin Anna.
Tijdens de Revolutie meende men, dat het een tweelingbroeder geweest is van Lodewijk XIV en dat het masker diende om zijn gelijkenis met den koning niet uit te laten komen. Senac de Meilhan was de eerste, die het volgens velen juiste vermoeden uitsprak in zijn Oeuvres philosophiques et litteraires (1795) dat de gevangene Mattioli, een minister van Karel Ferdinand van Mantua, geweest is, die Frankrijks plannen verraden had.
Lodewijk XIV liet hem gevangennemen in 1679. Eerst werd hij naar St.
Marguérite gevoerd en later kwam hij in de Bastille als politieke misdadiger.