beteekent eigenlijk mensch, persoon in ’t algemeen, en komt als zoodanig nog voor in verschillende uitdrukkingen, zooals: met man en muis; de nood komt aan den man; waren aan den man brengen. Gewoonlijk wordt er door aangeduid de mannelijke mensch (Gen. 1 : 27; Matth. 19:4), vooral als echtgenoot (Spr. 7:19; Joh. 4:16), ook in tegenstelling met kind (1 Cor. 13 : 11) en met jongeling (Gen. 4 : 23).
Man is ook de naam van het brood, dat de Heere den Israëlieten in de woestijn te eten gaf (Ex. 16:15), zie Manna. Een aan Engeland behoorend eiland in de Iersche zee met 53000 Keltische bewoners heet Man.
