Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kapel

betekenis & definitie

I. Een klein gebouw voor uitoefening van den godsdienst in dienst der kerk.

In de 4e eeuw kwamen reeds kapellen voor. De eigenlijke naam is capella.

Soms kwamen deze kapellen voor op zichzelf staande, maar men vond ze ook wel bij kerken, soms zelfs in kerken. Doorgaans waren ze aan heiligen gewijd en waren ze van réliquieën voorzien.

Zij dienden ook wel tot begraafplaatsen. Men had collegiale kapellen.

Dat waren kapellen, die aan godsdienstige collegiën behoorden. Men had huiskapellen:, die aan vorsten of aanzienlijke familiën behoorden.

Men sprak ook van vrije kapellen, die niet onder opzicht van den bisschop stonden, maar die door den stichter of diens nakomelingen werden beheerd.II. In den beginne werden de kerkelijke kapellen gebruikt voor muziekuitvoeringen (eerst vocaalmuziek, later meer instrumentale muziek). Vandaar dat de naam kapel overging op het koor, dat in de kapel zong. In de oudste kapellen zong men zonder begeleiding. Vandaar de naam a capella. Sinds de 16e eeuw bestond een kapel uit een vereeniging van instrumentale en vocale muziek.

Aan het hoofd stond de kapelmeester, die de muziekuitvoering moest leiden. Zeer beroemd is de Sixtijnsche of pauselijke kapel.