Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Idee

betekenis & definitie

Het woord idee, dat aan de Grieksche taal is ontleend, heeft in de geschiedenis van het Europeesche denken tal van wijzigingen in beteekenis ondergaan. Bij Plato is de idee het soortbegrip, dat aan het bestaan van de enkele dingen, die naar het soortbegrip gevormd zijn, voorafgaat.

De werkelijkheidsdingen zijn onvolmaakte afbeeldingen van de volmaakte idee. De idee wordt zelfs door Plato gedacht als een soort wezen, dat in de bovenzinlijke, van de wereld des stofs bevrijde, reine hemelwereld een existentie heeft.

De Christelijke denkers in de Middeleeuwen hebben het goede, dat er ten dezen in de Platonische opvatting school, overgenomen, ingedacht en bij de theologie in toepassing gebracht. Naar hunne meening zijn de ideeën geen zelfstandige wezens in bovenaardsche gewesten, maar gedachten Gods, die de oerbeelden zijn van de rijke wereld, die Hij naar deze ideeën in het aanzijn riep.

In de nieuwere wijsbegeerte verliest het woord idee bij velen zijn oorspronkelijke beteekenis. In deEngelsche en Fransche wijsgeerige literatuur wordt onder idee verstaan een voorstelling, die wij van de dingen vormen; idee is soms ook hetzelfde als gedachte.

Kant heeft het ideebegrip weer verdiept; voor hem zijn de ideeën de redebegrippen, die ons bij het denken leiden in de richting van het Onvoorwaardelijke, Unbedingte. Aan de ideeën beantwoordt geen door de zintuigen waarneembare werkelijkheid.

Ideeën zijn doelbegrippen voor ons denken. Ze wijzen ons den weg en toonen de richting, waarin we ons met ons denken moeten bewegen.

De ideeën zijn niet „gegeben”, maar „aufgegeben”.

Bij Hegel komt het ideebegrip tot zijn hoogste majesteit: het Absolute is in zijn wezen Idee.

De idee krijgt hier een goddelijk karakter. Uit deze weinige voorbeelden blijkt, welke veranderingen in beteekenis het woord idee heeft ondergaan.

Vandaar dat het gebruik van dit woord tot veel misverstand aanleiding gegeven heeft.Wat hebben we nu onder idee te verstaan ? Daarop zij geantwoord, dat we de idee moeten onderscheiden van de voorstelling of van het begrip. Van een of ander voorwerp, dat door mij is waargenomen, heb ik een voorstelling; een groep voorstellingen, die betrekking hebben op dit ding en verwante dingen kan mij brengen tot de vorming van een begrip. Zulk een voorstelling is dus een werkzaamheid van ons intellect, die het bestaan van het ding, waarop de voorstelling betrekking heeft, onderstelt.

De idee echter is een intellectueele werkzaamheid, die aan het bestaan van het ding voorafgaat en dus alleen betrekking kan hebben op hetgeen door den mensch kan worden voortgebracht. Een architect, die een plan ontwerpt, heeft een idee over het gebouw, vóór het in de werkelijkheid bestaat. De architect, die in waarheid dezen naam draagt, is een kunstenaar, die zijn ideeën schept. Eerst is zoo’n idee vaag, maar bij de uitwerking van de bizonderheden in het bestek komt het gebouw al meer belijnd voor zijn geest te staan. In de ideeënvorming hebben we dus te doen met een scheppende kracht in de menschelijke natuur. Evenwel is het scheppend karakter beperkt.

Volstrekt nieuw is de idee niet. De elementen, waaruit de idee in de ziel van den kunstenaar zijn gevormd, waren al aanwezig door waarneming van de dingen en door nadenken. Door de produceerende fantasie vormt hij diverse in den geest reeds bestaande momenten tot een eenheid, een nieuwe combinatie, een oorspronkelijke synthese. En naar die idee wordt straks het kunstwerk gerealiseerd. Bij de uitwerking blijkt dikwijls, dat de idee nog niet geheel belijnd en te vaag was, of dat het vermogen heeft ontbroken om de groote idee voldoende in het kunstwerk te realiseeren. Menig artiest breekt weer stuk, wat hij heeft gemaakt.

Zelden is de schepper zelf tevreden over het product van zijn geest. Zoo gaat de idee vaak over in een ideaal, dat den kunstenaar voor den geest zweeft, maar nooit geheel bereikt wordt.

Omdat de mensch naar het beeld Gods is geschapen, mogen we ook bij Hem, wiens verstand volmaakt is en wiens gedachten peilloos diep zijn, spreken van ideeën. De ideeën Gods zijn de gedachten, die aan het bestaan van de wereld voorafgingen en waarnaar Hij door zijn almachtigen wil de dingen tot stand gebracht heeft. Door de schepselen Gods te bestudeeren, kunnen we eenigermate, op menschelijke, d.i. beperkte, wijze leeren kennen de gedachten of ideeën Gods, die in de wereld tot realiseering gekomen zijn. De ideeën Gods zijn de oertypen van de werkelijkheid. Zijn ideeën zijn, in onderscheiding van de door de mensch gevormde, oorspronkelijk, volmaakt en onveranderlijk.