Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Denken

betekenis & definitie

is, in onderscheiding van waarnemen, één van de twee hoofdwerkzaamheden in de kenfunctie. In de waarneming vormen wij met behulp van de waarnemingsorganen, de zintuigen, voorstellingen van de werkelijkheid, in het denken ordenen wij die voorstellingen, vormen begrippen, verbinden die tot gedachten (oordeelen) en schrijden langs den weg der redeneering voort van de eene gedachte of stelling tot de andere.

De voornaamste acties in het denken zijn verstand, oordeelskracht en rede. Men meene niet, dat het psychische proces aldus verloopt, dat we eerst door de waarneming met de zintuigen voorstellingen vormen en daarna eerst het denken in actie gezet wordt.

Neen! Terwille van het psychologisch onderzoek en de duidelijkheid van de mededeeling van dat onderzoek wordt de waarneming van het denken losgemaakt en op zichzelf beschouwd. In de werkelijkheid van het psychisch gebeuren werken echter waarnemen en denken steeds samen.

Het denken is reeds werkzaam bij den bouw van voorstellingen.Wanneer we bij het denken ons niet verliezen in speculaties (bespiegelingen) maar uitgaan van de feitelijke gegevens in natuur en Schriftuur, daarbij steeds weer onze denkproducten controleeren met de werkelijkheid, zullen we door denken en nadenken het verband, den samenhang der dingen leeren kennen; we leeren dan de Goddelijke gedachte, den logos in de dingen verstaan. Hierbij moet altijd tweeërlei in het oog gehouden worden. Ten eerste, dat ons denken eindig is, en de diepste en scherpste denker onder de wijsgeeren zich steeds bewust moet zijn van de beperktheid van het menschelijk denken. Ten tweede dat we ons op het gebied van het denken laten leiden door de Heilige Schrift, die ook hier is een lamp voor den voet en een licht voor het pad. Daar de zonde op ons denken storend heeft ingewerkt, moet de mensch ook in zijn kenleven wedergeboren en vernieuwd worden, zal hij, met name op het gebied der geestelijke dingen, den weg der waarheid vinden, die tot God leidt. Bij het terrein der godgeleerdheid mag het denken dus geen halt maken.

Integendeel. De openbaring der Heilige Schrift is ons gegeven om haar denkend te verwerken; verstand en rede zijn gaven Gods die moeten worden gebruikt. Maar de theoloog leve onder den diepen indruk van de beperktheid van zijn denken en zij niet wijs boven de maat. Noodzakelijk is de eisch, dat hij een door Gods Geest verlicht, een wedergeboren mensch zij, want alleen hij die een geestelijk oog heeft, kan de geestelijke werkelijkheden zien. Denkt de door God verlichte mensch naar de wetten van het denken en leidt hij eigen gedachten gevangen tot de gehoorzaamheid van Christus, dan zal hij de waarheid denken en al dichter komen tot God die De Waarheid is.