Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Handschriften

betekenis & definitie

Vóór de uitvinding der boekdrukkunst was het eenige middel om een boek te vermenigvuldigen het afschrijven. Al de werken, die uit de oudheid zijn bewaard, zijn dan ook geschreven tot ons gekomen.

Handschrift of manuscript is de naam, waarmee die geschreven boeken worden aangeduid. De stof, waarop geschreven werd, was aanvankelijk veelal papyrus, een stof bereid uit het merg van de stengels van de papyrusplant, die eens zeer veel in Egypte groeide, thans nog alleen in den bovenloop van den Nijl.

Dit papyrus was in gebruik van pl.m. 3000 v. Chr. tot in de 9e eeuw na Chr.

Het is niet zeer duurzaam en wat we nog aan papyrus over hebben, komt hoofdzakelijk uit het droge Egypte. Papyrus werd doorgaans in rollen vervaardigd en slechts aan één zijde beschreven met een inkt bereid uit roet en water.

In later tijd bestonden ook papyrusboeken, men legde enkele bladen in elkander en kreeg zoo, wat wij katernen noemen. Een boek bestond dan uit verschillende katernen.

Naast het papyrus werd ook perkament, bereid uit de huiden van schapen, geiten en kalveren, gebruikt om op te schrijven. En dit perkament, dat veel duurzamer is, verdrong allengs het papyrus.

Gelukkig, want daardoor zijn ons de boeken uit de oudheid bewaard gebleven.

Hoewel perkamenten rollen voorkomen, zijn toch de perkamenten handschriften doorgaans in boekvorm vervaardigd.

Had een schrijver een boek geschreven, dan werd het, hetzij door menschen, die het begeerden te bezitten, hetzij door de slaven van een boekhandelaar afgeschreven. In de latere middeleeuwen werden vooral in de kloosters afschriften gemaakt.

Dit geschiedde dan zóó, dat men óf zijn voorbeeld overschreef, óf dat er één het voorbeeld dicteerde en meer dan één opschreef. Door dit herhaaldelijk overschrijven zijn in de handschriften allerlei fouten ingeslopen, deels kijkfouten (overslaan van een regel, verwarren van twee woorden, die gelijk begonnen of eindigden enz.) en dat wel bij het zelf afschrijven, deels hoorfouten (door verkeerd verstaan, dialectische uitspraak of spellingen) bij het op dictaat schrijven.

De wetenschap der tekstcritiek heeft tot taak uit de verschillende handschriften den zuiveren tekst te vinden. Hoewel daarbij tal van moeilijkheden zich voordoen, zijn toch de meeste fouten der handschriften wel te herstellen.

Ernstiger is het, als gelijk vaak gebeurt, aan een handschrift stukken ontbreken, als het moeilijk leesbaar is b.v. door ouderdom of wanneer men den oorspronkelijken tekst heeft afgekrabt om op hetzelfde perkament een nieuwen te schrijven (palimpsesten).Ook Oud- en Nieuw Testament zijn door handschriften tot ons gekomen, waarvan er zeer vele bestaan, die in allerlei bibliotheken over de geheele aarde verspreid, zorgvuldig worden bewaard. Van het Oude Testament bestaan geen heel oude handschriften, de Joden waren nl. gewoon, handschriften, die versleten raakten, te vernietigen. De Hebreeuwsche handschriften zijn doorgaans het werk van meerdere personen, één schreef de medeklinkers, waarin de tekst was gegeven, een ander voegde er de vocaalteekens aan toe, weer een ander de kantteekeningen. De oudste handschriften, die we kennen, zijn één met den tekst der profeten uit 916 en een volledig Oud Testament van 1009, beide te St. Petersburg. Misschien, dat een fragment, bevattend Gen. 25 : 20, Deut. 1 : 33 in het Britsch Museum te Londen nog iets ouder is.

In nauwkeurigheid munten de rollen voor de synagogen bestemd uit boven de voor particulieren bestemde handschriften. De ons bewaarde zijn alle geschreven in het z.g. kwadraatschrift. De synagogenrollen geven alleen den Pentateuch en wel zonder vocalen en accenten. In de particuliere handschriften bestaat zeer groote verscheidenheid, zoowel wat den inhoud als de wijze van uitvoering betreft. Het aantal handschriften van het Oude Testament en zijn onderdeelen is ontzaggelijk groot. Daar de Joden reeds vóór den tijd, waaruit de oudste thans bekende handschriften stammen, nauwlettend den tekstvorm hadden vastgesteld, bestaat er tusschen de handschriften geen noemenswaard verschil.

Van het Nieuwe Testament kennen we thans ruim 4000 handschriften. Slechts enkele bevatten het geheele Nieuwe Testament, de meeste alleen de Evangeliën, een groot aantal alleen de Brieven van Paulus, andere weer de Handelingen met de Algemeene Brieven, betrekkelijk slechts weinige de Openbaring van Johannes. Enkele van de oudste handschriften zijn pl.m. 350 te stellen, daarvoor liggen sommige van de tot ons gekomen papyrusfragmenten, die echter gewoonlijk slechts enkele verzen behelzen. De oudste handschriften zijn geschreven in hóófdletters en heeten daarom majuskels of uncialen, tusschen de woorden is geen tusschenruimte. Later komen de minuskels in cursiefschrift. De latere handschriften zijn meer versierd.

Er bestaan ook prachthandschriften op purper, met zilveren letters. Aanvankelijk vinden we den tekst in smalle kolommen, later in regels over de heele bladzijde. Gewoonlijk worden thans de handschriften van het Nieuwe Testament naar het teksttype, dat ze bevatten, in drie groepen verdeeld, de Alexandrijnsche, de Syrische en de Westersche of Palestijnsche groep. Er bestaan verschillende wijzen om de handschriften aan te duiden, de meest gewone is voor de majuskels met de hoofdletters van het Latijnsche, Grieksche en Hebreeuwsche alfabet, voor de minuskels met Arabische cijfers. De belangrijkste handschriften van het Nieuwe Testament zijn A. (Codex Sinaiticus, 4e eeuw), B. {Cod. Vaticanus, 4e eeuw), A. (Alexandrinus, 6e eeuw), C. {een palimpsest, te Parijs, 6e eeuw), D. {Cod.

Bezae Catabrigiensis voor de Evangeliën, voor de Brieven van Paulus, Claromonianus, 6e eeuw) etc. Te Utrecht wordt bewaard F. {Codex Borelianus). Belangrijke minuskels zijn 1 en 2, beide te Bazel.

Ook de Latijnsche, Syrische en andere vertalingen van Oud- en Nieuw Testament zijn vanzelf in handschriften tot ons gekomen.