Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bruiloft

betekenis & definitie

De huwelijksverbinding ging gepaard van de bruiloft. Op den dag der bruiloft ging de jonge bruidegom versierd en gezalfd naar het huis van de bruid om haar, eveneens uitgedost en diep gesluierd, vergezeld van haar vriendinnen, onder gezang, muziek en dans, des avonds met fakkellicht of het schijnsel van lampen in het huis van zijn vader te voeren.

Zulk een bruiloft duurt soms dagen achtereen en begint vooral na zonsondergang. Aan den avond voor het huwelijk gaat de bruidegom naar het huis van een verwant, terwijl de bruid door haar vrienden naar haar nieuwe woning wordt geleid; daarop wordt hij afgehaald.

Blijven de meisjes te lang uit, dan gaat de bruidegom zonder haar naar zijn huis terug en sluit de deur. Bruid en bruidegom worden te paard geleid ter huwelijk, voor hen uit maakt men muziek, vergezeld van dans; zoo keert men ook weer naar het huis van den bruidegom terug.

Veel vrienden en bekenden werden genoodigd. De bruidegom werd bekransd en men onderhield elkander op vroolijke wijze.

De Bijbel zwijgt van wat wij het „kerkelijk” huwelijk zouden kunnen noemen. Spr. 2 : 17 noemt het huwelijk „het verbond haars Gods”.

De vrouw wordt ook genoemd „de huisvrouw uws verbonds” Mal. 2 : 14. Hieruit zou men kunnen afleiden dat het huwelijk niet gesloten werd zonder heilige plechtigheden.

In den tijd na de ballingschap werd voor de bruiloft een schriftelijk huwelijkscontract gesloten, waarin nauwkeurig beschreven werd wat de vrouw had meegebracht en wat de man haar had toegewezen.