Het huwelijk ging den ouders aan. Zij zochten gewoonlijk een bruid voor hun zoon of vroegen het meisje waarop het oog van den jongen man was gevallen.
Of de ouders rekening hielden met de genegenheden van hun kinderen, hing af van het karakter der ouders. Was de vader van de bruid gestorven, dan werd eveneens de toestemming van den oudsten zoon gevraagd (Gen. 24 : 2; 38 : 6; 34 : 4; Richt. 14 : 2; Gen. 24 : 57 v. v.).
De bruid werd misschien tegen een bepaalde som gekocht; dit staat niet met even zooveel woorden in het O.T. Wel zeggen Lea en Rachel dat haar vader haar verkocht heeft, doch daarom laten zij daaraan voorafgaan: „zijn wij niet vreemden van hem geacht?” (Gen. 31 : 15).
Bijwijven werden gemeenlijk gekocht. Welgestelde ouders gaven hun dochters wel eens dienstmeisjes mede of eenig geld om haar huishouding in te richten, slechts zelden eenig aandeel in hun eigenlijke bezitting.De wetgeving zegt van het een en het ander niets, zoomin als zij zich uitspreekt over den huwbaren leeftijd. Alleen toen en nu waren de jongelieden in het Oosten vroeg rijp. Een elfjarige moeder en een dertien-jarige vader zijn ook thans nog onder de Joden van Tiberias geen uitzonderingen.