Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jongen

betekenis & definitie

Het woord jongen heeft in ons gewoon spraakgebruik de beteekenis van knaap, en van een mannelijk kind op jeugdigen leeftijd. Behalve in dezen zin, komt het in de Heilige Schrift ook voor van dienstknechten (Ruth 2:5,6,9), van krijgsknechten (2 Samuel 2 : 14).

Vooral spreekt de Schrift van den jongen in den eerstgenoemden zin met het oog op de onderwijzing en de opvoeding. „Weer de tucht van den jongen niet” (Spr. 23 : 13). „Leer den jongen de eerste beginselen naar den eisch zijns wegs” (Spr. 22:6). En dit, wijl de wijsheid wel bij de ouden, niet bij den jongen gezocht moet worden.

De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden (Spr. 22 : 13).