Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bijbelvertalingen

betekenis & definitie

Van de tallooze Bijbelvertalingen kunnen alleen de meest bekende hier worden genoemd. De oudste is de Grieksche vertaling van het Oude Testament de z.g.n.

Septuaginta, waarschijnlijk gereed gekomen in de tweede eeuw v. Chr.

Ook in het Syrisch moet het Oude Testament reeds vroeg zijn vertaald (eerste eeuw n. Chr. ?).

Deze vertaling werd later met een onder bisschop Rabbula (✝ 435) tot stand gebrachte vertaling van het Nieuwe Testament verbonden en werd onder den naam Peschitta (eenvoudige) de meest bekende Syrische Bijbelvertaling. In het Latijnsche taalgebied vond algemeen ingang de herziening der oud-Latijnsche vertaling, die Hieronymus omstreeks 385 tot stand bracht, dezelfde overzetting, die onder den naam Vulgata, zij het iets gewijzigd, op het concilie van Trente authentiek werd verklaard en nog altijd geldt in de Roomsche kerk.

Van de andere oude vertalingen noemen we nog de Koptische (verzamelnaam voor enkele vertalingen in verschillende dialecten van het Christelijk Egypte), de Armenische en de Gothische (pl.m. 375), de oudste Germaaansche. Na de hervorming werd de Bijbel overgezet in alle Europeesche talen.

Vooraan ging Luther, wiens Nieuwe Testament verscheen in 1522, de eerste volledige Bijbel in 1534. Deze vertaling is bij de Duitschers nog altijd in gebruik, wel verscheen in 1883 een min of meer officieele herziening.

Engeland kreeg zijn authorised version in 1611, herzien in 1881.

Frankrijk heeft niet een bepaalden standaard-bijbel.

Tegenwoordig worden het meest gebezigd de Bijbel naar Segond en het Nieuwe Testament naar Stapfer of OltraMarc. In 1910 verscheen de z.g.n.

Synodale vertaling. In Italië gebruiken de Protestanten de min of meer herziene vertaling van Diodati (1607) en de Roomschen en Protestanten de vertaling van Martini (1776).

In Denemarken en Noorwegen heeft men een vertaling, die een herziening is van de vertaling van bisschop Resen (1607). Zweden gebruikt naast de vertaling van Luthers overzetting uit 1541, ook een Nieuw Testament, dat in 1882 door bisschop Sundberg in het licht werd gegeven.Er is misschien geen land, waar de Bijbel zoo vaak is vertaald als in Nederland. Reeds iang vóór de Reformatie bestonden er Historiebijbels, Levens van Jezus, Psalmvertalingen enz. In 1477 verscheen te Delft het eerste gedrukte Oude Testament, pl.m. 1480 te Keulen de eerste volledige Nederlandsche Bijbel. Nauwelijks had de Hervorming in ons land haar intrede gedaan, of men begon den Bijbel te vertalen. Reeds in 1522 verscheen te Amsterdam bij Doen Pietersoen het Evangelie van Mattheus vertaald door Joh. Pelt.

Ongeveer in dien zelfden tijd gaf Jacob van Liesveldt te Antwerpen de Evangeliën uit, alsook de Brieven van Paulus en de Katholieke Brieven. 1523 verschijnt te Antwerpen de le druk van het Nieuwe Testament vertaald door Adr. van Bergen (Evangeliën en Brieven afzonderlijk), 1524 de 2e druk. 1523 gaf ook Doen Pietersoen het Nieuwe Testament naar Adr. van Bergen uit. Andere drukken gaan we hier voorbij en vermelden, dat in 1526 bij Jacob van Liesveldt de eerste volledige Bijbel na de Reformatie verscheen, een Bijbel, die herhaaldelijk is herdrukt (nog tot in 1629) en zeer veel is gebruikt.

Ook de Roomschen gingen den Bijbel vertalen. Het meest bekend zijn de uitgaven verschenen bij Vorsterman te Antwerpen, de Bijbels bewerkt door Nicolaas van Winge, terwijl later vooral de Bijbel gebruikt werd, die het eerst verscheen in 1599 te Antwerpen bij Moerentorf. De geschiedenis van de Gereformeerde Bijbelvertaling begint 1566. In dat jaar verscheen te Embden een volledige Bijbel bij Mierdman en Gheylliaert, als ook het veel meer beteekenende Nieuwe Testament van Jan Utenhove, het eerste, dat uit het oorspronkelijke was vertaald. Dit Nieuwe Testament viel niet in den smaak wegens de wat zonderlinge taal en daarom gaf J. D. (waarschijnlijk Jan Dirkszoon) in 1559 te Embden weer een vertaling van het Nieuwe Testament.

Daarbij voegde Godfried van Wingen een herziening van het Oude Testament naar den Liesveldtschen tekst en zoo verscheen in 1562 de le druk van den Gereformeerden Bijbel, die naar een kantteekening op Neh. 3 : 5 Deuxaesbijbel heet. Deze Bijbel is herhaaldelijk herdrukt en werd algemeen gebruikt, totdat in 1637 de Statenvertaling verscheen, de vertaling die sinds in gebruik is gebleven.

Het ontbrak niet aan verschillende pogingen om haar te vervangen. We noemen alleen eenige der meest belangrijke overzettingen uit de 19e eeuw. 1854 gaf Vissering een vertaling van het Nieuwe Testament (2e druk 1859). De Synodale vertaling van het Nieuwe Testament verscheen in 1868. Van moderne zijde kwam de z.g. Leidsche vertaling (Oude Testament 1899—1901, Nieuwe Testament in 1912). Vooral bij de Darbisten is in gebruik een vertaling 1877 te ’s Gravenhage verschenen (2e druk 1917).

Toch is men met dat alles niet voldaan. Geen van deze vertalingen vond algemeen ingang en nog steeds worden pogingen gedaan om de Statenvertaling te vervangen of te brengen op de hoogte van onzen tijd (o. a. onder leiding van Prof. Van Veldhuizen te Groningen voor het Nieuwe Testament, terwijl de hoogleeraren Obbink en Brouwer een verkorten Bijbel uitgaven in nieuwe vertaling). Vermeld moet nog, dat de Lutherschen na den Liesveldtschen Bijbel verschillende andere vertalingen hadden. In 1558 verscheen bij Mierdman en Gheylliaert een Bijbel naar Luthers overzetting. Deze vertaling is vaak gedrukt bij Biestkens, Der Kinderen e. a. voor Doopsgezinden en Lutherschen (min of meer herzien). Een bepaalde herziening van deze vertaling gaf Adolf Visscher in 1648 en deze herziening is nu nog — zij het vrij ingrijpend gewijzigd — bij de Lutherschen in gebruik.