Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Aandoen

betekenis & definitie

I. In letterlijken zin: zich ergens van voorzien.

Zoo b.v. kleederen aandoen. Ex. 29 : 5; Lev. 6 : 11; 8 : 7; 8 : 8; 16 :4; 16:23; Ruth 3:3; 1 Kon. 11 :29; Esth.4:4; Ps.69:12; Zach. 3 : 4; Matth. 27 : 31; Marc. 15 : 17; Luc. 15 : 22; Hand. 12 : 21. II. In geestelijken zin: wat het zieleleven aangaat zich iets toeëigenen door het geloof. Gal. 3 : 27; Ef. 4 : 24; Ef. 6 :11; Coll. 3 : 10; 3 : 12; 3:14. III. In de beteekenis van iemand iets berokkenen. Ex. 3 :16; Ps. 9 : 14; Klaagl. 1 : 12; Ez. 35 : 14; Matth. 26:10; Marc. 14 : 6; Luc. 11 : 7. IV. In den zin van bewijzen. 1 Cor. 12 : 23; Hand. 15 : 3.