Wat is de betekenis van aandoen?

2025-11-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aandoen

(deed aan, heeft aangedaan), 1. aan het lichaam doen, aantrekken (klederen, schoenen); zich bekleden met (b.v. versierselen), vgl. Aangedaan, 1; aangorden (een zwaard); — (fig.) (bijb.) ijver, gerechtigheid aandoen, ijverig, rechtvaardig worden; de nieuwe mens aandoen, een beter mens worden, zich bekeren; 2. (met dat...

2025-11-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aandoen

aandoen - Werkwoord 1. (ov) (kleren) aantrekken Het jonge kind kreeg een applaus toen het zijn kleren voor het eerst zelf aandeed 2. (ov) (iemand iets) berokkenen De vader wist niet wat hij zijn kinderen aandeed door hun te verlaten. 3. (ov) (i...

2025-11-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aandoen

aandoen - onregelmatig werkwoord uitspraak: aan-doen 1. een kledingstuk om je heen doen ♢ het is koud buiten, je moet een jas aandoen 2. ervoor zorgen dat iemand iets ergs meemaakt ♢ die schande...

2025-11-19
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

aandoen

(1) iemand iets-, iemand pijn doen, mishandelen. De daad wordt in feite gebagatelliseerd. Horlogeverkoper Murat werkt zijn broodje vis naar binnen en zegt laconiek: Tk weet zeker dat hij zal hangen. De Koerden dreigen wel met van alles, maar let op, over een maand zijn ze alles vergeten’. Een paar kilometer verderop, in een volkswijk, praat Miyeser...

2025-11-19
Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Aandoen

‘Hij/zij heeft mij wat aangedaan’, de formulering die reeds in 1575 door Johannes Fischart in zijn Gargantua gebruikt werd (‘die u een dergelijke smaad heeft aangedaan’) en tegenwoordig nog steeds gangbaar is, heeft een deugdelijke magische oorsprong. Letterlijk bedoelde men ermee het toevoegen of bevestigen van een v...

2025-11-19
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Aandoen

doe jij iets aan, doe ik iets uit, opmerkelijke reclameslogan voor condooms, beginjaren negentig. De slogan was vooral gericht op jongeren en diende als waarschuwing voor aids. Vgl. ook inpakken en wegwezen. Zo’n spotje van ‘Doe jij iets aan, doe ik iets uit’ is best wel leuk, maar dat gaat langs ze heen. Als je geen Aids in je omgeving ziet, reali...

2025-11-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aandoen

aangedoen; aangaan by; aantrek; tref, roer; veroorsaak.

2025-11-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aandoen

v., oandwaen; (deren), oandeare; het doet mij vreemd aan, it komt, fait my nuver oan; het gemoed —, yn it moed taeste; 'tem. iets —, immen eat dwaen, oandwaen.

2025-11-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aandoen

onr. ww., deed -, deden -, h. -gedaan (1 aan het lichaam doen nl. aantrekken, aanschieten, omdoen, omslaan, omwerpen; 2 veroorzaken; 3 droefheid of weemoed verwekken; 4 [lichamelijk] aantasten; 5 [voor korte tijd] bezoeken; 6 inz. Z.-N. aansteken): 1 een jas -, de handschoenen -, iem. de boeien -; 2 verdriet, last, schande een volk de oorlog &...

2025-11-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aandoen

('a:n) (deed, deden aan; heeft aangedaan) 1. aan het lijf doen : zijn jas, handschoenen -; iemand de boeien -. gerechtigheid, ijver, mens. Syn. aanschieten, aantrekken, omdoen, omslaan, omwerpen, opzetten, voordoen. Tgst. afdoen. 2. er op een reis even vertoeven : een haven -. kapel. 3. veroorzaken, verwekken : iemand leed, de dood, de oorlo...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-11-19
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Aandoen

I. In letterlijken zin: zich ergens van voorzien. Zoo b.v. kleederen aandoen. Ex. 29 : 5; Lev. 6 : 11; 8 : 7; 8 : 8; 16 :4; 16:23; Ruth 3:3; 1 Kon. 11 :29; Esth.4:4; Ps.69:12; Zach. 3 : 4; Matth. 27 : 31; Marc. 15 : 17; Luc. 15 : 22; Hand. 12 : 21. II. In geestelijken zin: wat het zieleleven aangaat zich iets toeëigenen door het geloof. Gal. 3...