Lat. naam, „klein”. Naar een niet onbetrouwbare mededeling van Hieronymus is de familie van P. afkomstig uit Gisjala in Galilea.
De familie zou tijdens de oorlog van Varus, 4 v. C., naar Tarsus zijn overgebracht. En zij behoorde dan slechts korte tijd tot de Joden in de verstrooiing, hetgeen P.’s grote bekendheid en samenleven met Jeruzalem zou kunnen verklaren. Dit zou ook kunnen verklaren, dat P. niet slechts het burgerrecht van Tarsus bezat, doch ook het Romeinse. Hoewel dit laatste feit ons voor vele vragen stelt en we ook niet weten, hoe P. heeft kunnen bewijzen, dat hij Rom. burger was, bestaat de mogelijkheid, dat P.’ vader slaaf van een Rom. burger is geweest, door hem is vrijgelaten en als vrijgelatene het Rom. burgerrecht heeft ontvangen. Bovendien zou op deze wijze te verklaren zijn, dat de apostel niet alleen een Hebr. naam Saul droeg, doch ook de Rom. P. Zo zou de apostel, gelijk destijds vele Joden, van zijn geboorte aan twee namen hebben gedragen. P. is in zijn ouderlijk huis streng Joods opgevoed, zijn vader was Farizeër, Hand. 26 : 5. Bekend was, dat hij een Benjaminiet was. In het ouderlijk huis werd waarschijnlijk Hebr. of Aramees gesproken, Rom. 8 : 15. Tarsus was een stad van geleerdheid, er was wat wij een universiteit zouden noemen, en de wijsbegeerte van de Stoa was er in ere. Of P. vóór hij naar Jeruzalem ging, het onderwijs der geleerden te Tarsus genoot, is de vraag. Feit is, dat hij niet alleen het leven van de grote Griekse steden toont te kennen, doch dat hij niet onbekend is met de wijsbegeerte, Hand. 17 : 18 en dichters weet aan te halen, Tit. 1 : 12. Reeds jong is P. naar Jeruzalem gegaan. Hij had daar familie, wellicht heeft die hem onderdak verschaft, Hand. 23 : 16. De apostel genoot het onderwijs van de Farizeën, bepaald van Gamaliël, Hand. 22 : 3. Daar heeft P. ook naar de gewoonte der Rabbijnen een vak geleerd, een vak, dat we ons het best kunnen voorstellen als dat van een lederbewerker of zadelmaker, Hand. 18 : 3. De brieven van P. tonen, dat het onderwijs niet aan hem voorbijgegaan is, hij was een groot Schriftgeleerde. P. heeft te Jeruzalem al spoedig een rol van betekenis vervuld. Bij de steniging van Stephanus heeft hij een officiële taak, Hand. 7 : 58. Hij is vol haat tegen de Christenen en het is zijn eigen wens, dat hij een opdracht van de hogepriester ontvangt om ook te Damascus de gelovigen te vervolgen, Hand. 9 : 1. Dicht bij Damascus valt de grote gebeurtenis in P.’s leven, die zowel zijn bekering als zijn roeping tot apostel was. We mogen daarbij niet aan een visioen denken, er is iets buiten P. geschied, gelijk vooral daaruit blijkt, dat ook P.’s metgezellen iets gewaar werden. Driemaal wordt ons de geschiedenis van P.’s bekering en roeping meegedeeld, tweemaal door hem zelf. Hand. 9 : 3 v.; 22 : 6 v.; 26 : 12 v. De verhalen lopen vrijwel parallel. Het enige verschil van betekenis, dat Hand. 9 : 7 van een horen van de stem en 22 : 9 van een niet horen wordt gesproken, is aldus op te lossen, dat in het eerste geval van een horen, in het tweede van een verstaan sprake is. P., die bij de roeping blind geworden is, gaat naar Damascus, wordt door Ananias verder geholpen. P. krijgt het gezicht terug en begint terstond Christus te prediken in de synagoge, Hand. 9 : 20. De bekering en roeping van P. zijn voor zijn arbeid van de grootste betekenis geweest want de apostel komt er meer dan eens op terug, 1 Cor. 9 : 1 v.; Gal. 1 : 15 v. enz. Onjuist is echter de voorstelling, dat de bekering en het daarbij ervarene de bron is geweest van P.’s prediking. P. heeft bij Damascus de verheerlijkte Christus gezien en is door Hem zelf geroepen, daarom is hij apostel zo goed als de twaalf. Maar wat P. predikte, is niet zijn Christuservaring, doch hetgeen God hem heeft geopenbaard, 1 Cor. 15 : 1 v.; Gal. 1 : 4 v. Na de bekering en roeping heeft P. een vrij lange tijd van voorbereiding doorgemaakt. Hij was in Arabië (dit kan een deel van Syrië zijn). Na 3 jaar gaat hij naar Jeruzalem en ontmoet hij daar de andere apostelen, Gal. 1 : 18. Aanvankelijk waren de Jodenchristenen te Jeruzalem bevreesd voor P., maar Barnabas maakte de zaken in orde. Als P. te Jeruzalem predikt, barst de vervolging tegen hem los en reist over Caesarea naar Tarsus, Hand. 9 : 29, waar hij blijkbaar een verdere periode van voorbereiding doormaakte. Een voorbereiding, die hij zonder bezwaar zal hebben doorgemaakt, omdat hem door een gezicht in de tempel nog duidelijker te kennen was gegeven, dat hij naar de heidenen moest gaan, Hand. 22 : 17. P. moet geruime tijd te Tarsus hebben vertoefd, wellicht, dat hij dc kerken in Cilicië stichtte, Hand. 15 : 41 genoemd. Soms meent men, dat P. in deze periode de invloed ontving van het te Tarsus gegeven hoger onderwijs. Toen er in Antiochië Christenen uit de heidenen kwamen, die verzorging behoefden, werd eerst Barnabas uit Jeruzalem tot hen gezonden, waarop Barnabas Saulus van Tarsus haalde. Beiden werkten te Antiochië en vele heidenen kwamen tot bekering, Hand. 11 : 26. Tijdens deze periode kwam de profeet Agabus van Jeruzalem te Antiochië en voorspelde, dat er een grote hongersnood komen zou. P. en Barnabas brachten toen de gaven van Antiochië naar Jeruzalem. Ten aanzien van dit bezoek is onder de geleerden groot verschil van gevoelen. Velen oordelen, dat P. Gal. 2 : 1—10 op dit bezoek doelt. Wij oordelen met vele anderen, dat in Gal. 2 het bezoek van Hand. 15 is bedoeld. Terwijl Barnabas en P., die spoedig naar Antiochië waren teruggekeerd, Hand. 12 : 25, daar arbeidden, werden zij uitdrukkelijk door de H. Geest geroepen om te gaan prediken onder de heidenen, Hand. 13 : 1—4, en de 1e zendingsreis begint met een tocht naar Cyprus. De verhoudingen worden nu anders, te voren stond Barnabas steeds voorop en was van Saulus sprake, nu wordt P. de eerste en wordt hij — wel omdat hij thans de echt Griekse wereld betrad — uitsluitend met de naam P. genoemd. Van Cyprus gaat de reis naar Klein-Azië, doch eerst gaat Johannes Marcus, die met hen de reis ondernomen had, naar Jeruzalem terug. P. en Barnabas arbeiden dan in de Z.-Galatische, d. i. in het Z.lijk deel van de Rom. provincië Galatië liggende, steden. Te Antiochië in Pisidië houdt P. de rede, die ons Hand. 13 is bewaard, een type van zijn prediking in de synagoge. De tegenstand der Joden komt reeds op deze eerste reis naar voren, hij leidt tot een steniging van de apostel te Lystra. Nadat de kerken, die P. en Barnabas bezocht hadden, geïnstitueerd waren, keerden zij over zee naar Antiochië terug. Toen ontstond te Antiochië het conflict tussen de heidenen de Jodenchristenen over de noodzakelijkheid der besnijdenis. Als afgevaardigden van de kerk te Antiochië gaan P. en Barnabas naar Jeruzalem. Daar wordt de eerste synode gehouden, die o. m. besluit, dat van heidenchristenen de besnijdenis niet mag worden geëist, m. a. w. het standpuut van P. wordt gebillijkt. Naar onze mening schreef P. kort na de synode de brief aan de Galaten, anderen plaatsen deze brief vóór het apostelconvent, weer anderen veel later te Corinthe.Na enige tijd aanvaardde P. de 2e zendingsreis. De apostel kreeg verschil van mening met Barnabas over het meenemen van Johannes Marcus en het gevolg was, dat Barnabas met Marcus naar Cyprus ging, doch P. Silas of Silvanus meenam om de Z.Galatische steden te bezoeken. Te Lystra werd Timotheüs gevonden en nadat hij besneden was, meegenomen, Hand. 16 : 1. De apostel trok ditmaal verder dan op de 1e reis. Volgens sommigen heeft hij ook de eigenlijke of N.Galaten bezocht (Ancyra, Tavium, Pessinus); wij achten dit onwaarschijnlijk, omdat geen van deze steden wordt genoemd. Feit is, dat de H. Geest zelf P. openbaarde, dat hij zijn plannen niet mocht volvoeren, doch naar Europa had over te steken (het gezicht te Troas, Hand. 16 : 9). In Europa arbeidde de apostel te Philippi, waar hij gevangen werd gezet, te Thessalonica en te Berea. Vervolging van de zijde der Joden dwong P. naar Athene te gaan. Daar hield hij de beroemde rede bij de Areopagus. Het schijnt echter, dat te Athene geen kerk ontstaan is. P. vertrekt spoedig naar Corinthe, waar de zaken gans anders lopen. De apostel komt in huis bij Aquila, die zadelmaker is, als hij. Nadat zijn helpers Silas en Timotheüs, van wie Timotheüs al te Athene bij de apostel was geweest, doch door hem teruggezonden, 1 Thess. 3 : 1, uit Macedonië in Corinthe gekomen waren, werkte P. met grote kracht en met veel zegen 18 maanden. Er komt een einde aan deze arbeid door het optreden der Joden voor Gallio en P. keert over Ephese, waar hij slechts kort bleef, door Klein-Azië naar Antiochië terug, Hand. 18. Gedurende het verblijf van P. te Corinthe schreef hij de beide brieven naar Thessalonica. Daarna ging P. voor de 3e maal op reis. Weer bezocht hij eerst de kerken in Galatië en Phrygië en kwam toen te Ephese, waar hij thans geruime tijd bleef en de 1 Cor. 5 : 9 vermelde brief en onze 1 Cor. schreef. Drie jaar lang werkte de apostel toen in de omtrek van Ephese, ook door zijn helpers. Door een van hen zal in deze periode de kerk te Colosse zijn gesticht. In Ephese geschiedden vele wonderen en tekenen, Hand. 19 : 13—20. Het werk kwam daar tot een einde door het oproer van Demetrius en zijn vakgenoten, Hand. 19 : 21 v. Het verblijf te Ephese is naar alle waarschijnlijkheid onderbroken door een kort bezoek aan Corinthe, waar grote moeilijkheden waren ontstaan en door het schrijven van de z.g. tussenbrief aan die stad en de zending van Titus. P. verlaat dan Ephese en reist over Macedonië, waar hij de lang verwachte Titus aantrof, die met blijde tijdingen kwam, 2 Cor. 2 : 12, 14; 7 : 5—16, naar Corinthe. In Macedonië schreef de apostel toen onze 2 Cor. Te Corinthe aangekomen schreef P. Rom.
Thans gaat P. voor de laatste maal naar Jeruzalem. De reis was zeer moeilijk door de voortdurende bedreigingen van de zijde der Joden. De apostel reist door Macedonië, blijft even te Philippi, gaat naar Troas, waar hij Eutychus opwekt. Als P. in Milete gekomen is, laat hij daar de ouderlingen van Ephese bij zich komen en spreekt hij hen vermanend toe, Hand. 20. Dan vaart P. naar Caesarea en laat zich door de profeet Agabus niet afschrikken om naar Jeruzalem te gaan ten einde daar het Pinksterfeest te vieren, Hand. 21 : 1—14. Te Jeruzalem kwam de apostel in moeilijkheden. Joden uit Klein-Azië meenden, dat P. een heiden in de tempel had gebracht. Het volk vliegt op P. aan en zou hem hebben omgebracht, wanneer de Rom. bevelhebber Claudius Lysias niet ingegrepen had. Deze weet niet goed raad met de zaak, laat P. tot het volk spreken en brengt hem in de Joodse Raad. Doch als het een noch het ander hem verder brengt, en hij bemerkt, dat de Joden P., een Rom. burger belagen, zendt hij de apostel naar Felix, de stadhouder te Caesarea. Te Caesarea had P. het, gezien de omstandigheden, niet zo slecht, zijn vrienden konden voor hem zorgen. Felix liet hem van tijd tot tijd voor zich komen, doch liet P. niet los, daar hij hoopte geld van hem te zullen ontvangen. Zo was P. nog in de gevangenis, toen Festus Felix opvolgde. Festus hield een officiële rechtszitting. De Joden traden tegen de apostel op en toen Festus dreigde de Joden ter wille te zullen zijn in P.’s nadeel, was de apostel gedwongen zich op de keizer te beroepen. Nadat P. eerst nog tot Agrippa en de zijnen heeft gesproken, vindt de afreis naar Rome plaats. Julius de commanderende officier, is P. welgezind. Dat blijkt niet het minst bij de schipbreuk, die de gehele bemanning van het schip met de gevangenen op Malta brengt. Na overwintering op dat eiland, wordt P. naar Rome geleid, waar hij een betrekkelijke vrijheid geniet en in een eigen woning trekken mag. Zendingswerk wordt daardoor mogelijk. In deze gevangenschap schrijft de apostel de brieven aan de Ephesiërs, aan de Colossenzen, aan Philemon en aan de Philippenzen. De eerste drie zijn gelijk geschreven en overgebracht door Tychicus, de laatstgenoemde moet later geschreven zijn, omdat P. dan op vrijlating rekent, Phil. 1 : 25; 2 : 23, 24. Bij deze gevangenschap van P. te Rome rijst een grote moeilijkheid. 2 Tim. schrijft de apostel ook uit gevangenschap. Maar dat is een zeer harde. P. verwacht niet anders dan de dood. In Eph., Col., Philem., Phil. daarentegen hoopt, ja rekent hij op vrijlating. Bovendien zijn 1 Tim. en Tit. in vrijheid geschreven en spreken zij over reizen, waarvan Luc. in Hand. geen gewag maakt. Dit heeft er vrij algemeen toe geleid om twee gevangenschappen aan te nemen. P. is dan uit de eerste ontslagen, b.v. omdat de Joden niet op kwamen dagen om hem te beschuldigen en men toen na 2 jaar, Hand. 28 : 30, de apostel, de Rom. burger heeft vrijgelaten. De apostel heeft daarna nog een periode kunnen arbeiden, hij is misschien eerst in het W. (Spanje) en daarna in het O. (Ephese) geweest, of juist omgekeerd. In elk geval was hij èn te Ephese èn op Creta, Tit. 1 : 5. Daarna is de apostel dan opnieuw te Rome gekomen en gevangen genomen. Deze gevangenschap eindigde met zijn onthoofding, op de plaats, waar de tegenwoordige Pauluskerk staat. Opgravingen in de latere jaren hebben dit haast wel tot zekerheid gemaakt.
Het is uitermate moeilijk om de data in het leven van P. vast te stellen. Vooreerst ontbreken ons de mededelingen van data uit de profane geschiedenis, die het ons mogelijk zouden maken een raam op te stellen, waarbinnen het leven van P. zich moet hebben bewogen. En in de tweede plaats is het vrijwel onmogelijk de tijd te schatten, die er tussen de verschillende gebeurtenissen uit het leven van P. is verlopen. We hebben slechts enkele berichten, Gal. 1 : 18; 2 : 1; Hand. 24 : 27; 28 : 30, dan 20 : 6, 16 enz. Wat nu het eerste punt betreft, er is een gedateerde inscriptie ontdekt, die vermeldt, wanneer Gallio te Corinthe kwam. De berekening van de datum leidt echter niet steeds tot hetzelfde jaar, 50—52. Vast schijnt wel te staan door deze berekening, dat jaartallen, die men vroeger voor P. aannam aan de late kant waren en dat men P.’s dood beter ± 64 dan ± 68 stellen kan. Men is voor de berekening ook wel uitgegaan van de regeringstijden van de Rom. procuratoren Felix en Festus, doch ook over deze jaren bestaat geen volledige zekerheid.
Over de betekenis van P. bestaat nog wel enig verschil van gevoelen. De liberale theologie in het begin van deze eeuw zag in P. wel de bederver van het eenvoudige evangelie van Jezus Christus. De apostel zou dat theologisch hebben vervormd. Anderen gingen niet zover, zagen toch in P. een min of meer wetenschappelijk theoloog, zeer bepaald ook een ervaringstheoloog. Wij zien de betekenis van P. vooral in tweeërlei liggen. Vooreerst was hij de man, die door zijn gaven en opleiding in staat en geschikt was om het evangelie te prediken aan de Grieken. In de 2e plaats heeft hij in zijn brieven de waarde, de betekenis beschreven van het werk van Christus. Zo is het te verklaren, dat de hervorming van de kerk steeds weer uitgegaan is van het luisteren naar P., bepaald ook naar zijn brief aan Rome. Men zie verder de artikelen over de verschillende brieven, die P. schreef, waarin het karakter en de inhoud van zijn prediking ter sprake komt.