Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

GAST

betekenis & definitie

De gastvrijheid is in het Oosten van ouds af groot. Vooral de Arabieren beschouwen de gastvrijheid als een grote deugd.

Ook in het O.T. komen treffende voorbeelden van welwillendheid tegenover een rondreizend vreemdeling of lid van eigen volk voor, Gen. 18 en 19; 24 : 17 v., Ex. 2 : 20, Richt. 3 ; 15; 19 : 20, 21, 2 Kon. 4 : 10, Job 31 : 32. In verschillende bepalingen der Mozaïsche wet wordt niet alleen met de weduwe en met de wees, doch ook met de vreemdeling gerekend. Dit was van groot belang in een tijd, waarin deze nagenoeg rechteloos was en op de welwillendheid van hen, onder wie hij vertoefde, was aangewezen. Zie Vreemdeling. De Here wordt met een gastheer vergeleken in het laatste gedeelte van Ps. 23 (vs 5 en 6).De g. werden in huis, waarin dikwijls een speciale gastenkamer was, door de slaven ontvangen (Spr. 9 : 3; Matt. 22 : 3 v.). Hun hand werd door de gastheer gekust (Tob. 9 : 8), hun voeten werden gewassen en hun hoofd werd gezalfd (Am. 6 : 6; Luc. 7 : 3 v.). De ereplaats aan tafel was voor hen bestemd, en gewoonlijk werden hun beste stukken en meer porties voorgezet (Gen. 43 : 24; 1 Sam. 1: 15). Men besprengde hen met rozenwater of ander welriekend vocht, of berookte hen ook met aloëhout (Ps. 45 : 9; Spr. 27 : 9). Soms bleef de gastheer vóór zijn g., terwijl zij aten, staan, om te zien, wat zij behoefden (Gen. 18 : 8). Bij het samenzijn had men op verschillende vormen te letten. Het gesprek tussen Abraham en Efron (Gen. 23) geeft ons een kijk op de beleefdheidsvormen, die in acht werden genomen. De wellevendheid verbood, dat iemand iets zei, wat een ander kwetste of dat deze of gene dwaas lachte (Pred. 7 : 7; Sir. 21 : 29) en eiste, dat men zich kalm en gepast uitsprak (Spr. 29 : 20). De jongeren zwegen als de ouderen aan het woord waren en bij ’t binnentreden der laatsten stonden de eersten eerbiedig op (Job 29 : 8 v.; Lev. 19 : 32). Een verzoek werd vaak ingeleid door de woorden: „Heb ik genade gevonden in uw ogen?" (1 Sam. 27 : 5) en de dank uitte zich in vaak uitvoerige zegenbeden, zoals wij die vinden 1 Sam. 25 : 28 v.

< >