In de Mozaïsche wetgeving staan veel bepalingen, die de w. beschermden, zie Ex. 22 : 22; Deut. 10 : 18; 14 : 29 e. a. Zie uitspraken als Ps. 68 : 6; 146 : 9; Spr. 15 : 25; Jer. 49 : 11.
De Here betuigt, dat Hij haar Beschermer is. Als men haar toch onderdrukt, zal Hij zeker hun hulpgeroep horen en Zijn toorn zal ontbranden en Hij zal hen, die de w. en de wees onderdrukken, doden met het zwaard, zodat hun vrouwen w. worden en hun kinderen wezen, Ex. 22 : 23.De eerste w. in het N.T. is Anna, Luc. 2 : 36, die niet uit de tempel week, met vasten en bidden God dienende nacht en dag. De w. van Nain, Luc. 7 : 12, ontvangt door de macht en de genade van de Heiland haar zoon weer. Een w., die een oort in de schatkist in de voorhof der vrouwen in de tempel gaf, wordt door de Here Jezus geroemd, Luc. 7 : 41—44. De Schriftgeleerden en Farizeërs worden bestraft omdat zij de huizen der w. opeten, Matt. 23 :14. In de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter wordt de w. als een voorbeeld gesteld, dat men altijd bidden moet en niet vertragen, Luc. 18 : 1. Het onderhoud der w. leidt in de Apostolische tijd tot instelling van het diakenambt, Hand. 6 : 1, omdat de Grieks sprekende w. in de dagelijkse ondersteuning verwaarloosd werden. Over die bijstand bestaan twee opvattingen:
1. het is een uitdeling van geld,
2. het zijn maaltijden, die de rijken dagelijks ten gerieve van hun arme geloofsgenoten aanrichtten. De Apostelen zeggen dan: Het is niet behoorlijk, dat wij het Woord Gods nalaten, en de tafelen dienen. Over de betekenis daarvan zijn twee gedachten:
1. het aanrichten van tafels, waaraan de armen gespijsd werden,
2. te zorgen, dat daar, waar er nood is, iets op tafel komt. De hulp en de ondersteuning voor w. wordt door de Apostel mede gezien als een keur voor de vrees Gods, Jac. 1 : 27.