„wijnpers”, stad waar Enakieten woonden Joz. 11 : 22; 1 Sam. 17 : 4; 2 Sam. 21 : 19; een van de 5 steden der Filistijnen Joz. 13 : 3, waar de Ark Gods tijdelijk was
1 Sam. 5 : 8; Achis, de koning van G. ontving David en gaf hem de stad Ziklag, 1 Sam. 27 : 2—11. Blijkbaar was G. een vooruitgeschoven post van de Filistijnen, nabij de grens met Israël, 1 Sam. 7 : 14; in verband daarmee is het belangwekkend, dat de stad ook door Israël is veroverd, 1 Kron. 8 : 13, en David eveneens de stad vermeesterde, 1 Kron. 18 : 1, dat Rehabeam het versterkte als grensvesting, 2 Kron. 11 : 8, dat Uzzia het gelukte om de muur te slopen van G., waaruit volgt, dat de stad toen aan de Filistijnen behoorde. Wij krijgen uit deze geschiedenis de indruk, dat G. als Filistijnse stad dichtbij de Israëlietische grens lag en dus landinwaarts gelegen, de meest O.lijke was van de steden der Filistijnen. Wanneer 1 Sam. 17 : 52 gezegd wordt dat de Filistijnen vluchtten, een deel in de richting van Ekron (naar het NW.), wordt erbij vermeld dat een deel vluchtte naar G., d. i. uit het Terebintendal (Eikendal) naar het ZW.
Men heeft verschillende ruïneheuvels aangewezen als de plaats waar G. zou gelegen hebben (Tell es-Safiye, Tell Zakariye, Dikrin, Beth Dsjibrin) maar het meest waarschijnlijk is toch wel Tell Arak el-Mensiye, 10 km van Beth Dsjibrin op de weg naar Gaza.