Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

DAG

betekenis & definitie

De Israëlieten deelden de tijd in maanjaren in. Daarom begon voor hen de dag met de avond; nauwkeuriger uitgedrukt: de burgerlijke dag duurde van zonsondergang tot zonsondergang, vgl.

Ex. 12 : 18, Lev. 23 : 32. Een etmaal (hun dag van 24 uur) bestond voor hen in een nacht gevolgd door een dag. Dat blijkt ook uit de wijze, waarop Paulus zich uitdrukt in 2 Cor. 11 : 25, zie ook Dan. 8 : 14. Opgemerkt moet worden, dat de uitdrukking „tussen de twee avonden”, die o. a. van het slachten van het Paaslam (zie Ex. 12 : 6) en van het klaarmaken van het avondbrandoffer wordt gebruikt, betekent: in de avondschemering, en wel in de tijd tussen 12 uur des namiddags en de zonsondergang (zie Brandoffer). Toch wordt in Gen. 1 de dag niet van avond tot avond, maar van morgen tot morgen gerekend. Ook de Babyloniërs stelden de burgerlijke dag van morgen tot morgen. Daarnaast gebruikt de H. Schrift het woord „dag” in de betekenis van natuurlijke dag (tegenover nacht), zie b.v. Joh. 9 : 4. In Ex. 12 : 18 wordt de avond, waarmede de 15e dag begint, tot de 14e dag der maand gerekend; in Lev. 23 : 32 is de avond, waarmede de 10e dag begint, toch genoemd die van de 9e dag. — De Israëlieten waren niet het enige volk, dat de burgerlijke dag van zonsondergang tot zonsondergang rekende te duren. Ook de Arabieren, de Syriërs en de Grieken deden dit. De Egyptenaren en de Romeinen stelden hem van middernacht tot middernacht, zoals ook onze gewoonte is. Van de 7 dagen der week gaven de Israëlieten alleen aan de 7e dag een naam: sabbat. De overige 6 werden genummerd. In het N.T. heet de Vrijdag „de voorbereiding”, zie Matt. 27 : 62; Joh. 19 : 42; „de dag der voorbereiding”, Luc. 23 : 54; Joh. 19 : 31; in Marc. 15 : 42: „de voorbereiding, welke is de vóórsabbat”. De dag werd vóór de Babylonische ballingschap over ’t algemeen nog niet in uren ingedeeld. Men vergenoegde zich met algemene uitdrukkingen als: „avond”, „morgen”, „middag” (Ps. 55 : 18); „op het heetst van de dag” (Gen. 18 : 1, 1 Sam. 11 : 11); „in de avondwind” (Gen. 3 : 8); „tegen het vallen van de avond” (Gen. 24 : 63); „totdat de dag zich neigt” (Richt. 19 : 8); „tot de volle dag” (Spr. 4 : 18); „tot de avondwind waait” (Hoogl. 2 : 17); „toen de zon op het punt stond onder te gaan” (Gen. 15 : 12); „toen de zon ondergegaan was” (Gen. 15 : 17); „toen de dageraad aangebroken was” (Gen. 19 : 15) ; „de zon was over de aarde opgegaan” (Gen. 19 : 23); „de dageraad breekt aan” (Gen. 32 : 26); „de zon ging over hem op” (Gen. 32 : 31); „de tijd, dat de vrouwen uitgaan om te putten” (Gen. 24 : 11); „zodra de middag voorbij was tot tegen het brengen van het avondoffer” (1 Kon. 18 : 29, vgl. vs 36, Ezra 9 : 4, 5, Dan. 9 : 21). Achaz had een zonnewijzer, 2 Kon. 20 : 9, Jes. 38 : 8. De indeling in uren komt pas na de Babylonische ballingschap in de Schrift tot uiting. Dan wordt pas het woord „uur” (en wel in het Aramees; het Hebr. van het O.T. heeft er geen woord voor) gebruikt, vgl. Dan. 3 : 6; 4 : 19; 5 : 5. Daar ook in Palestina de natuurlijke dag langer is dan de nacht, kreeg men uren van verschillende tijdsduur. Want zowel de dag als de nacht werden en worden elk in 12 uur ingedeeld. Vgl. Matt. 20 : 3, 6, 9, 12; Joh. 11 : 9. De nacht werd verdeeld in 3 waken, Ex. 14 : 24; Richt. 7 : 19; 1 Sam. 11 : 11; Klaagl. 2 : 19. — De Rom. hadden 4 nachtwaken, Matt. 14 : 25, Marc. 6 : 48; 13 : 35, Hand. 12 : 4; dus daaraan zal ook in Luc. 12 : 38 wel gedacht moeten worden. Het woord „dag” wordt in de Schrift eveneens gebruikt voor wat wij „tijd” zouden noemen. „Ten dage van” is: „ten tijde van”; „ten dage dat” is: „toen” (voegwoord), of: „wanneer” (zie Gen. 2 : 17). Daarnaast kent de Schrift uitdrukkingen als: dag van de oogst, dag der geboorte, Midiansdag (Jes. 9 : 3: de dag van de overwinning op Midian), tot op de huidige dag (= tot nu toe, tot op heden). Het meervoud van het Hebr. woord voor „dag” kan „jaar” betekenen. „In het laatste der dagen” duidt de (verre) toekomst aan. „Dagen” kan levensdagen, regeringsjaren betekenen. Typisch is de Hebr. uitdrukking „een maand van dagen” voor „een volle maand”. Zie ook Dag des Heren.

< >