Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Vogel

betekenis & definitie

De vogelen des velds, de vogels, met name in de vrije natuur.

Dit is een contaminatie van twee verschillende bijbelse formuleringen. Vogels worden in zowel het Oude als het Nieuwe Testament (in de NBG-vertaling) gewoonlijk gevogelte of vogelen des hemels genoemd, terwijl er steeds sprake is van dieren of gedierte of beesten des velds, ook wel bomen of struiken, planten e.d. Een mooi voorbeeld staat in Genesis 2:20, ‘En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste’ (NBG-vertaling). Het lijkt erop dat de contaminatie niet wordt herkend, maar dat de bijbels-archaïsche vorm (de oude meervoudsvorm vogelen en de genitief des velds) versterkt is door de klankrijke allitteratie met v, en dat de wat onlogische verbinding daardoor acceptabel gevonden is. Zij is overigens niet algemeen gangbaar buiten verwijzingen naar de bijbel. In het volgende citaat is nog iets meer aan de hand: ‘Beziet de vogelen des velds, zij arbeiden niet en zijn toch goed gevoed. Dat is mijn papegaai ten voeten uit. Mattheüs zag het goed. Een leeg voerbakje komt altijd weer vol’ (NRC, 8-3-1999, p. 22). In deze column over een papegaai als huisdier wordt verwezen naar Matteüs 6:28-29, waar Jezus tot zijn discipelen zegt: ‘En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze’ (NBG-vertaling). In de NBV komen de archaïsche frasen niet meer terug. In de tweede aanhaling hieronder wordt met vogelen des velds de achterban van de betreffende politieke partij bedoeld en wordt er daarbij waarschijnlijk gealludeerd aan de preken voor dieren van de heilige Franciscus.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Genesis 2:20. So hadde Adam genoemt de namen van al het vee, ende van het gevogelte des hemels, ende van al ’t gedierte des velts.

Gebruiksvoorbeeld: Men zei dat de boerennon haar wel eens in de moestuin stalde, wat alleen de vogels wisten: bedoeld als verschikker; de boerennon drukte het testamentair uit en haalde de vogelen des velds aan. (J.F. Vogelaar, De dood als meisje van acht, 1991, p. 167-168)

Gebruiksvoorbeeld: [De SGP] ging gisteren op campagne in een natuurgebied. Geen ongemakkelijke confrontaties met het kiezersvolk, en eindelijk weer eens een preek voor de vogelen des velds. (NRC, apr. 1994)