Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Hoek

betekenis & definitie

De vier of alle hoeken der aarde, de verste uithoeken van de aarde, alle windstreken.

De vier verst verwijderde plaatsen of hoeken der aarde kan men genoemd zien in de Openbaring, bijvoorbeeld in het volgende visioen: ‘Hierna zag ik vier engelen bij de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden van de aarde in bedwang’ (Openbaring 7:1, NBV). Hier spreekt een oud wereldbeeld uit waarin de aarde een plat vlak was met een centrum en met streken die daarvan het verst verwijderd waren. De uitdrukking is niet meer algemeen bekend.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Openbaring 7:1. Ende dair na sach ic vier ingelen staen op die vier hoecken der aerden die hielden, die vier wijnden der aerden.

Gebruiksvoorbeeld: Dan leg ik U voorzichtig op het bed / waar de vier hoeken van de wereld stonden, / aan de vier einden van die grote sponde / als wachters in de kamer uitgezet. (G. Achterberg, Verzamelde gedichten, 1985 (Monogram, 1949), p. 737)

Gebruiksvoorbeeld: De voortdurende toevoer van nieuws uit alle hoeken der aarde heeft de actualiteit dusdanig gemeengoed gemaakt, dat men ook van de literatuur een weerspiegeling verwacht van de stromingen en tendenties die de werkelijkheid van nu dagelijks te zien geeft. (De Groene Amsterdammer, 23-7-1960)

Hoeksteen, gehouwen steen ter versterking en verbinding op de hoek van een gebouw geplaatst; (fig.) belangrijkste onderdeel van iets, dat de overige elementen verbindt en ondersteunt. Ook van personen.

Het figuurlijk gebruik van hoeksteen is wel aan de bijbel ontleend; zie bijvoorbeeld in Zacharia 10:4, waar wordt voorzegd dat God uit zijn volk de hoeksteen van het huis van Juda zal laten voortkomen. In de jongere vertalingen komt hoeksteen ook voor in Psalmen 118:22: ‘De steen die de bouwers afkeurden / is een hoeksteen geworden’ (NBV). Hier wordt gedoeld op de nietige mens die toch door God gezien wordt. Later is deze uitspraak betrokken op Jezus. In het Nieuwe Testament wordt hij dan ook eenmaal hoeksteen genoemd.

Tegenwoordig is vooral de verbinding het gezin is de (of het gezin als) hoeksteen van de samenleving bekend, een slogan die door het CDA naar voren werd gebracht. Daardoor wordt er wel een rechtstreekse relatie tussen het woord hoeksteen en het gezin gelegd; zie de citaten met hoeksteen-idealen ‘op het gezin gerichte idealen’ en hoeksteen-achtig ‘verwijzend naar het gezin’, waarbij ‘gezin’ enigszins negatief als burgerlijk, bekrompen verschijnsel wordt voorgesteld.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Zacharia 10:4. Van het selve sal de hoeck-steen, van het selve sal de nagel, van het selve sal de strijt-boge, te samen sullen van het selve alle drijvers voort-komen.

Gebruiksvoorbeeld: In tegenstelling tot de mensen die het geloof in hun eigen gelijk voor de hoeksteen van hun geestelijke gezondheid houden. (J.J. Voskuil, Het A.P. Beerta-Instituut (Het Bureau 4), 1998, p. 83)

Gebruiksvoorbeeld: De oude vos Hans Hillen, in vorige levens journalist en woordvoerder van het ministerie van Financiën en sinds jaren de hoeder van het gezin als hoeksteen van de samenleving. (De Volkskrant, 13-2-1999, p. 7)

Gebruiksvoorbeeld: De zo gerieflijk getrouwden, veilig opgeborgen in de door hun ouders volgebouwde maatschappij, waren dan wel te bewegen tot partnerruil, groepssex en andere gelegenheidscomposities maar zeker niet tot afstand doen van het bankstel en de hoeksteen-idealen in het algemeen. (H. Pleij, Het Nederlandse onbehagen, 1991, p. 59)

Gebruiksvoorbeeld: ‘Harmonie’ klonk weer te zijig en hoeksteen-achtig voor hun verbond (wat niet betekende dat zij geen evenwicht en een¬dracht hadden bereikt waar vagelijk bevriende stellen soms wat ongemakkelijk van raakten). (J. Zwagerman, De buitenvrouw, 1995, p. 34)