Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Steen

betekenis & definitie

Geen steen op de andere laten, alles vernietigen; (fig.) tot het uiterste gaan in het veranderen van iets.

‘Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken’, zegt Jezus terwijl hij zijn discipelen op de tempel van Jeruzalem wijst (Matteüs 24:2, NBG-vertaling; de NBV heeft ‘geen enkele steen’). Jezus bedoelde dit zowel letterlijk -- Jeruzalem zou verwoest worden -- als figuurlijk -- niets zou hetzelfde blijven. Beide betekenissen komen nog steeds voor, maar het is de vraag of de bijbel als enige bron beschouwd moet worden aangezien het een universeel beeld lijkt te zijn.

Bijbelcitaat: Luikse Diatessaron (1291-1300), p. 214, 1-3. Ouer waer seggic di dat die dage selen comen, in welken dat men eenen steen op den andren nin sal laten liggen, die nit gedestrueert en sal werden.

Gebruiksvoorbeeld: Tot slot werd elk Philips-onderdeel afzonderlijk beoordeeld op zijn winstgevendheid. In wezen bleef geen steen op de andere. Verliesgevende activiteiten en divisie-onderdelen gingen de deur uit. Veel interne diensten werden verzelfstandigd. (NRC, apr. 1995)

Stenen voor brood geven, iemand afschepen met iets onbruikbaars in plaats van iets waardevols. Ook zonder werkwoord gebruikt.

De nog maar weinig gebruikte uitdrukking stenen voor brood geven gaat terug op Jezus’ woorden over gebedsverhoring in Matteüs 7:7-10: ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om een brood vraagt, een steen zou geven?’ (NBV). De betekenis van de uitdrukking is duidelijk: iemand iets geven waarom hij niet gevraagd heeft en dat in de gegeven situatie onbruikbaar voor hem is.

Bijbelcitaat: Luikse Diatessaron (1291-1300), p. 50, 27-29. Wie es van v allen din sijn kint bidt broet, ende hem ouer broet sal gheuen enen steen? Ende din sijn kint bidt enen visch, ende hem ouer enen visch sal gheuen enen serpent?

Gebruiksvoorbeeld: Een brood is brood en stenen zijn van steen. / Hij die het ene weggeeft voor het ander / zal hongerend in de koude blijven staan. (G. Achterberg, Verzamelde gedichten, 1985 (Brood en spelen, 1961) p. 929)

Gebruiksvoorbeeld: Ik heb dus niets op met psychoanalytisch mensbeeld; ik begrijp dat het als een bevrijdende doorbraak en als een tegenwicht werd ervaren, maar het is uiteindelijk stenen voor brood. (De Groene Amsterdammer, 30-9-1981)