Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Gave

betekenis & definitie

Gave, gift, geschenk (archaïsch); bijzondere, gunstige eigenschap, speciaal vermogen of talent, beschouwd als iets dat men als voorrecht toebedeeld heeft gekregen en niet zelf verworven.

De gave hebben om, een bijzondere aanleg, talent hebben om.

Gave Gods, van God, hetzelfde als gave in de tweede betekenis, gezien als door God gegeven, al of niet in ironie zo genoemd.

Gave is al een Middelnederlands woord en in de betekenis ‘geschenk’ in het algemeen is het dan ook geen bijbelgebonden woord. Dit geldt ook voor verbindingen als hemelse gave ‘geschenk uit de hemel’ als al of niet ironische karakterisering van iets aangenaams als een smakelijk gerecht, zoals in het volgende citaat: ‘Ziet u dit? zei hij en zette er grote ogen bij op. Voor niets gekregen, deze zalige rabarber die als hemelse gave van de vork vloeit. Prachtig’ (B. Weijde, Onder het ijs, 1994, p. 163). Gave in deze algemene betekenis is nu enigszins verouderd, maar wordt nog door de NBV gebruikt o.a. als ‘geschenk, offer’ van de gelovige aan God.

De betekenisontwikkeling naar ‘bijzonder vermogen (om iets te doen)’ is wel gebaseerd op de bijbel, bijvoorbeeld op de tekst in Romeinen 12:8, ‘Wie de gave heeft te troosten, moet troosten’, en zie ook ‘de gave om te profeteren’ waar 1 Korintiërs 13:2 over spreekt (beide NBV). Deze betekenis is vooral Nieuw-Testamentisch; in het Oude Testament wordt met gave ‘geschenk’ bedoeld. Reeds de middeleeuwse mysticus Ruusbroec gebruikte de uitdrukking gave Gods, die weliswaar in de bijbel voorkomt maar mogelijk ook los daarvan in andere christelijke teksten ontstaan kan zijn. In Nieuwtestamentische passages wordt met gave Gods e.d. specifiek ‘het ware geloof, de genade’ bedoeld, een betekenis die niet in de algemene taal bekend is maar in godsdienstige kringen nog wel opgeld doet.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), 1 Korintiërs 13:2. Al waer ’t dat ick de gave der prophetie hadde.

Gebruiksvoorbeeld: ‘Iets te kunnen maken -- muziek bijvoorbeeld -- is een ‘gave’ zoals men zegt. [...]’. (F.B. Hotz, Het werk, 1997 (Proefspel, 1980), dl. 1, p. 578)

Gebruiksvoorbeeld: Ramaphosa blijkt de gave te hebben om aan de top ongemakkelijke compromissen te sluiten en daarbij de aanhang bij zich te houden. (NRC, mei 1994)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Prediker 3:13. Want een yegelick mensche die daer etet ende drincket, ende heeft goeden moet in alle sinen arbeyt, dat is een gaue Gods.

Gebruiksvoorbeeld: Gezondheid, ooit een gave Gods, wordt een recht en een plicht waarvoor burger en overheid zich moeten inspannen. (NRC, maart 1995)