Wat is de betekenis van Gave?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gave

gave - Zelfstandignaamwoord 1. een bijzondere aanleg, een talent Het goed kunnen onthouden van namen is echt een gave. 2. een geschenk 3. (religie) een geschenk van God, van een godheid gave - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van gaaf Uitdrukk...

2024-04-25
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gave

Gave, gift, geschenk (archaïsch); bijzondere, gunstige eigenschap, speciaal vermogen of talent, beschouwd als iets dat men als voorrecht toebedeeld heeft gekregen en niet zelf verworven. De gave hebben om, een bijzondere aanleg, talent hebben om. Gave Gods, van God, hetzelfde als gave in de tweede betekenis, gezien als door God gegeven, al of niet...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gave

gave - zelfstandig naamwoord uitspraak: ga-ve 1. wat je van iemand krijgt zonder tegenprestatie ♢ bedankt voor je goede gaven 2. iemand die ergens aanleg voor heeft ♢ het is een gave als je zo m...

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gave

gave - Te gebruiken om zeer uitzonderlijk creatief vermogen aan te duiden, waaronder originaliteit, verbeelding, het vermogen om te denken en werken in gebieden die tot dusver niet verkend of beschouwd werden. Vaak gebruikt om het vermogen om iets van waarde of nut voor de maatschappij aan te duiden.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gave

s., jefte, jifte; -n, de jowne byt, de jowne stikken; -n, (begaafdheden), jeften.

2024-04-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gave

beek, bergstroom [in Pyreneeën].

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

gave

V.T. van give.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gave

v. -n (1 gift, aalmoes; 2 talent of aanleg van nature): 1. milde gaven; 2. de gave der welsprekendheid; zie gaaf; Z.-N. gew. dat kind heeft de gaven, de stuipen.