stug
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Wiktionary (2019)
stug - Bijvoeglijk naamwoord 1. weinig meegevend, weerbarstig ♢ Het valt niet mee die stugge vacht te borstelen. 2. weinig waarschijnlijk, niet te geloven ♢ Dat lijkt me echt stug. 3. (met name van personen) stijf, niet tegemoetkomend, stuurs ...
Muiswerk Educatief (2017)
stug - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord 1. wat je bijna niet kunt geloven ♢ dat hij het kanaal is overgezwommen, lijkt mij een stug verhaal 2. moeilijk te bewerken, moeilijk te buigen ♢ dit leer is zó stug, da...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., steech, steuch, stjûch, stoef, stroef, stiif, stymsk; hij is een — man, hy is stiif yn ’e rêch; (v. grond, hout), wreed; (v. haar), stribb(el)ich.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-ger, -st), 1. moeilijk te bewegen of zich bewegende, onbuigzaam; ook fig.: zijn stugge nek; 2. (van stoffen) stijf, weinig buigzaam, moeilijk te bewerken: stugge kaas; stug leer; stugge verf, die onvoldoende vloeit; — stugge metselspecie, die zich niet gemakkelijk laat uitstrijken; — stugg...
M. J. Koenen's (1937)
I. stugger, stugst, bn. (1 stijf, moeielijk te bewegen of te buigen, hard, onbuigzaam, ook fig.; 2 van stoffen en voorwerpen: stijf, weinig buigzaam, weerbarstig, moeielijk te bewerken; 3 weer: ongunstig; 4 van personen: stijf-onvriendelijk, niet meegaande, niet tegemoetkomend, stuurs; 5 blijk gevende van een stug karakter, stugge gemoedsstemming;...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: