Wat is de betekenis van Snee?

2024-10-13
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-13
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snee

1) (1711) (plat) vagina. Er bestaat een heiersliedje, dat als volgt gaat: Maartje Troet die wou eens weten / Hoe diep haar aardigheidje was / Ze nam een heipaal, ging aan 't meten, / Voelde dat 'r geen grond in was. / Help 's mee, help 's mee, Er zit een heipaal in mijn snee. Vgl. Duits ‘Schnee’, Engels ‘slit’ en Frans &lsqu...

2024-10-13
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Snee

Snee - 'snee geven': stevig doorfietsen. 'De snee is eruit, eraf': het fietsen gaat niet meer zo soepel, men is niet meer in staat een goede prestatie te leveren. 'Er zit snee op': het vermogen om een goede prestatie te leveren is er. 'Op snee zijn, komen': in vorm, op dreef.

2024-10-13
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snee

snee - zelfstandig naamwoord 1. wond die ontstaan is door iets scherps ♢ hij had een snee in zijn vinger 2. plak of schijf die regens van af gesneden is ♢ wil jij een sneetje brood? Zelfstandig naa...

2024-10-13
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

snee

(de; sneeën, sneden) AL - vermogen te snijden, syn. scherpte: (informeel) de snee is eruit, eraf, er zit (geen) snee op, wel, niet het vermogen hebben scherp te koersen; hij is op snee, hij staat op scherp, is in bloedvorm

2024-10-13
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Snee

1. de - is eruit; er zit geen - op, de bezieling om goed te presteren is er niet (meer). Bij dit beeld denken we aan een mes zonder snede, dat niets waard is. De uitdr. is gebruikelijk in sportkringen. En let op wat ik zeg, in de twee wedstrijden voor de Europacup zal het er niet anders toegaan dan hier vandaag. Dat zoiets moest gebeuren. Gelukkig...

2024-10-13
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

snee

snee, sien snede.

2024-10-13
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEE

v. (-ën), 1. het snijden: een kaas op de snede kopen, op voorwaarde dat men hem mag doorsnijden en teruggeven als hij niet goed blijkt; —een stuk veen aan de snede brengen, gaan vervenen; een weide aan de snede brengen, tot bouwland omploegen ; 2. keer dat men of dat iets snijdt: een snee in iets geven; — met één snee...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-13
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snee

v. sneeën, sneetje (1 het snijden; 2 de opening door snijden ontstaan: insnijding, wonde; 3 door snijden verkregen vorm: snit, coupe; af gesneden schijf, dun plat stuk; 4 scherp gedeelte): 1. onder de snee liet de patiënt geen kik; fig. dat was, kwam juist ter snee, van pas; gras van de eerste snee, het eerst gemaaide gras; de snee van ee...