Wat is de betekenis van SNEER?

2024-04-26
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

sneer

(zelfstandig naamwoord) [alg.] schimpscheut, schamp - Zijn cabaretprogramma's zitten vol incorrecte schimpscheuten, harde grappen en beledigingen.

2024-04-26
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

snéér

(zn) kleermaker, libel EK.

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sneer

[Eng.; oorspr.: snort = snuivend geluid van verontwaardiging] hatelijke opmerking, spottende lach.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sneer

(snier) hatelijke opmerking

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sneer

honend, spottend gelach, stekelige zet.

2024-04-26
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

sneer

I. grijnslachen, spotachtig lachen; spotten (met at); II. in: sneer down, door spot afmaken; III. spottende grijns(lach), sarcasme.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEER

(Eng.), m. (-en), honende, schampere opmerking : met een sneer aan mijn adres ging hij verder.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sneer

m. sneren (Eng. honende grijnslach).