schitteren
schitteren - regelmatig werkwoord uitspraak: schit-te-ren 1. felle lichtjes uitstralen die bewegen ♢ de diamant schitterde in de zon 2. opvallen en bewonderd worden ♢ ze schitterde weer op het f...
Muiswerk Educatief (2017)
schitteren - regelmatig werkwoord uitspraak: schit-te-ren 1. felle lichtjes uitstralen die bewegen ♢ de diamant schitterde in de zon 2. opvallen en bewonderd worden ♢ ze schitterde weer op het f...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., skitterje, blinke, glinsterje, flim(m)erje, glânz(g)je, bylkje, gleonje, brilje, brille, bleakerje, gloarje, flikkerje, giselje, fjurkje, strielje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(schitterde, heeft geschitterd), 1. een sterk, beweeglijk licht verspreiden of zich als zodanig vertonen: de zon schitterde mij in de ogen; het gepoetste koperwerk schittert u tegen; zijn ogen schitteren van pleizier; 2. (techn.) een korte tijd zeer hel schijnen; 3. (fig.) luister bezitten, uitblinken: door schoonheid, geest...
M. J. Koenen's (1937)
schitterde, h. geschitterd (1 hel en beweeglijk licht uitstralen; hel glanzen; als technische term: een korte tijd hel schijnen; 2 oneig. luister bezitten, uitblinken): 1. de sterren schitteren; de gouden bril schitterde; het schitterend licht van loodsvaartuigen; het theeblad schitterde van zilver; 2. zijn zucht om ie schitteren; schitteren door z...
Jozef Verschueren (1930)
('schittərən) (schitterde, heeft geschitterd) 1.glanzen : -de sterren; -de gloeilampjes; ogen, waarvóór een gouden bril schitterde; zijn ogen schitterden; -d licht; een teeblad, -d van zilver; een -de verlichting. Syn. → blinken. 2. luister bezitten, uitblinken : zijn zucht was te -; in de wereld; door zijn verstand; door z...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(schitterde, heeft geschitterd), 1. een sterk, beweeglijk licht verspreiden of zich als zodanig vertonen: zijn ogen schitteren van plezier; 2. een korte tijd zeer hel schijnen; 3. (fig.) luister bezitten, uitblinken: door schoonheid, verstand schitteren, schitteren door afwezigheid, opvallen door ergens niet aanwezig te zijn.
J.Pluim (1911)
(een echt Ned. woord), frequ. van schieten en bet. eig.: schielijk en met volle kracht losbarsten van tonen, ook van licht; vgl. schateren, schetteren, dit laatste vroeger ook van licht: ,,die de deughd doet glinsteren en tot in den hemel schetteren".
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: