Wat is de betekenis van schitteren?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schitteren

schitteren - regelmatig werkwoord uitspraak: schit-te-ren 1. felle lichtjes uitstralen die bewegen ♢ de diamant schitterde in de zon 2. opvallen en bewonderd worden ♢ ze schitterde weer op het f...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schitteren

v., skitterje, blinke, glinsterje, flim(m)erje, glânz(g)je, bylkje, gleonje, brilje, brille, bleakerje, gloarje, flikkerje, giselje, fjurkje, strielje.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schitteren

(schitterde, heeft geschitterd), 1. een sterk, beweeglijk licht verspreiden of zich als zodanig vertonen: de zon schitterde mij in de ogen; het gepoetste koperwerk schittert u tegen; zijn ogen schitteren van pleizier; 2. (techn.) een korte tijd zeer hel schijnen; 3. (fig.) luister bezitten, uitblinken: door schoonheid, geest...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schitteren

schitterde, h. geschitterd (1 hel en beweeglijk licht uitstralen; hel glanzen; als technische term: een korte tijd hel schijnen; 2 oneig. luister bezitten, uitblinken): 1. de sterren schitteren; de gouden bril schitterde; het schitterend licht van loodsvaartuigen; het theeblad schitterde van zilver; 2. zijn zucht om ie schitteren; schitteren door z...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schitteren

('schittərən) (schitterde, heeft geschitterd) 1.glanzen : -de sterren; -de gloeilampjes; ogen, waarvóór een gouden bril schitterde; zijn ogen schitterden; -d licht; een teeblad, -d van zilver; een -de verlichting. Syn. → blinken. 2. luister bezitten, uitblinken : zijn zucht was te -; in de wereld; door zijn verstand; door z...

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schitteren

(schitterde, heeft geschitterd), 1. een sterk, beweeglijk licht verspreiden of zich als zodanig vertonen: zijn ogen schitteren van plezier; 2. een korte tijd zeer hel schijnen; 3. (fig.) luister bezitten, uitblinken: door schoonheid, verstand schitteren, schitteren door afwezigheid, opvallen door ergens niet aanwezig te zijn.

2024-04-26
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Schitteren

(een echt Ned. woord), frequ. van schieten en bet. eig.: schielijk en met volle kracht losbarsten van tonen, ook van licht; vgl. schateren, schetteren, dit laatste vroeger ook van licht: ,,die de deughd doet glinsteren en tot in den hemel schetteren".

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)