schitteren - regelmatig werkwoord
uitspraak: schit-te-ren
1. felle lichtjes uitstralen die bewegen
♢ de diamant schitterde in de zon
2. opvallen en bewonderd worden
♢ ze schitterde weer op het feest van de club
1. schitteren door afwezigheid
[er niet zijn]
Regelmatig werkwoord: schit-te-ren
ik schitter
jij/u schittert
hij/zij schittert
wij/zij/jullie schitteren
ik/jij/u/hij/zij schitterde
wij/zij/jullie schitterden
hij heeft geschitterd
schitterend, schitterende
Synoniemen
flonkeren, fonkelen, glinsteren, sprankelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
schitteren
betekenis & definitie