Wat is de betekenis van Schijt?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schijt

Het begrip schijt heeft 4 verschillende betekenissen: 1) (het hebben van) diarree; schijterij. darmstoornis met abnormaal frequente en dunne tot waterige ontlasting; (het hebben van) diarree; buikloop; schijterij. 2) drek; poep; stront. vaste uitwerpselen van mens of dier, vaak met de bijgedachte aan iets walgelijks; drek; poep; stro...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schijt

1) (2000) (plat) uitroep van ergernis. Vertaling van Eng. shit. • Schijt. 1. 'Schijt!', vervangt 'shit!'; 2. 'Dat schijt geen beer!', dat maakt niets uit. (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000) • Middag. Schijt, dat viel niet mee. (Willem Melchior: De tijd is op. 2014) 2) (1962) (inf.) om aan te geven dat wat volgt buitengewoon...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schijt

schijt - zelfstandig naamwoord 1. onverteerd voedsel dat via je anus naar buiten komt ♢ die wc was zó smerig, de schijt zat overal 1. aan de schijt zijn [diarree hebben] 2. ik h...

2024-04-26
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Schijt

1 aan de - zijn, diarree hebben. Syn. aan de dunne zijn; vgl. snelle Katrien. 2. de- in hebben, de pest in hebben; het land hebben. Nou, die man had natuurlijk zwaar de schijt in... (Albert Mol: Mèngele broek & Pintje billen, 1992) 3. ik heb -aan de ratten, ik heb zelf ook een staart, het zal me een zorg zijn. Slanguitdr. Syn. het zal me...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schijt

v., [dit woord en de daarmee samenhangende zijn alleen in de platte volkstaal gebruikelijkj, het hebben van afgang, inz. van overvloedige of dunne afgang, schijterij: aan de schijt zijn; — ik heb er schijt aan, ik geef er niets om, ’t kan me niets schelen ; — schijt krijgen, bang worden.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schijt

m. en o. Plat. het (overvloedig) schijten: aan de zijn.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schijt

m./o., (plat) het hebben van afgang, m.n. van overvloedige of dunne afgang, diarree: aan de schijt zijn; ik heb er schijt aan, ik geef er niets om, het kan me niets schelen.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)