Wat is de betekenis van naast?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Naast

I. bn., 1. diehtstbij zijnde: het naaste dorp; zijn naaste buren wonen op een kwartier afstand; in zijn naaste omgeving; 2. het meest vertrouwd, intiemst: in de naaste omgeving van de vorst wist men meer van de oorlogsplannen; — (spr.) ieder is zichzelf het naast, eigenbelang gaat voor alles; — (zelfs...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

naast

naast - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van na naast - Voorzetsel 1. aan de zijkant van Op deze foto zie je hem naast zijn beste vriend staan. naast - Bijwoord 1. het doel missend Het schot ging he...

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

naast

naast - bijvoeglijk naamwoord 1. het meest dichtbij ♢ onze naaste buren zijn Marokkaans 2. het meest met elkaar verwant ♢ een neef en een nicht zijn naaste bloedverwanten van elkaar Bijvoeglijk naa...

2025-07-14
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

naast

in België ook als bijvoeglijk naamwoord: volgend, eerstkomend - naaste week, volgende week.- tot de naaste keer, tot de volgende keer.

2025-07-14
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

naast

Inz. in tijdsbep.: volgend, eerstkomend; - (gemeenz.) tot de naaste keer, tot de volgende keer, ook als afscheidsgroet: tot ziens. „Ik ben seffens ginder, riep de jonge boer, allee tot den naasten keer. Heeft dat beest in ’t kort nog eten gehad?” vroeg hij al voortgaande, om te weten wanneer hij het weer moest voederen, WAL...

2025-07-14
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

naast

bw., ernaast; naastbijgelegen; van de buren. Naast stonden de buren al op de stoep (C. Ooft 52). Julie en Maaike kijken bij het hek van hun erf naar Thea naast die met een klein hondje speelt (Mala 9). Een ex-vriend op het stoeltje naast [d.i. naast het stoeltje van betrokkene] (Cairo 1976: 102). Zie ook: allernaast.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Naast

1. adj. & adv., neist; mijn -e familie, myn sibste folk. 2. praep., nêst, neist, njonken, binjonken; er — zijn, de planke misroaije.