Gepubliceerd op 04-12-2017

naast

betekenis & definitie

naast - Bijvoeglijk naamwoord
1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van na

naast - Voorzetsel
1. aan de zijkant van
Op deze foto zie je hem naast zijn beste vriend staan.

naast - Bijwoord
1. het doel missend
Het schot ging helaas naast.
2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
ernaast: Er stond een boompje naast.

naast - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van naasten
2. gebiedenwijs van naasten