groeien
(angliscisme) [alg.] zie: anglicisme
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Wiktionary (2019)
groeien - Werkwoord 1. ergatief groter worden ♢ De economie is de laatste tijd weer een beetje gegroeid. 2. (ov) (kristallografie) doen groeien ♢ Voor de productie van een geïntegreerd circuit wordt er eerst een groot en in grote mate perfect eenkristal van silicium...
Muiswerk Educatief (2017)
groeien - regelmatig werkwoord uitspraak: groei-en 1. groter of meer worden ♢ het aantal leerlingen groeit 1. groeien als kool [heel snel groeien] 2. je zag hem gr...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., groeije; waeks(j)e, woeks, w o e k s e n; dije, groedzje, oanhelje; (in de lengte, v. personen), waeks(j)e, oanwinne, greater wurde; welig —, tier (j)e; (v. gewassen), sjitte; krom —, forwaeks(j)e; (v. vee, door weiden), opweidzje; flink beginnen te —, it op in groeijen sette; ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(groeide, is gegroeid), 1. (van levende wezens en hun organen) in grootte (lengte of omvang) toenemen, wassen: dat boompje wil niet groeien; het gras is de laatste week hard gegroeid; wat ben je gegroeid, lang geworden ; — zijn baard laten groeien, hem niet afscheren : — hij groeit als kool, van een kind dat...
M. J. Koenen's (1937)
groeide, i. gegroeid (wassen, groter worden, opschieten): er zal een dichter uit (of: van) hem groeien, worden; zegsw. in iets groeien, zich verheugen over iets en dus naar ‘t lichaam groeien, inz. door eens anders leed; tegen het verdriet, de verdrukking in groeien, ondanks verdriet enz. gezetter worden; fig. prospereren: moge het Gezelschap...
Jozef Verschueren (1930)
('groeiən) (groeide, heeft gegroeid) 1. in lengte en omvang toenemen: bemesting doet de planten -; laat het kind maar eten, het moet er nog van -; uit zijn kleren tegen tegenspoed, verdriet in -, niettegenstaande tegenspoed enz. zich lichamelijk wel bevinden. →: gras, haar, hok, hoofd, kool, steen, tuin. Syn. →: gedijen. 2. langer wo...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(groeide, is gegroeid), 1. (van levende wezens en hun organen) in grootte (lengte of omvang) toenemen: dat boompje wil niet –; het gras is de laatste week hard gegroeid; wat ben je gegroeid, lang geworden; zijn baard laten –, hem niet afscheren; hij groeit als kool, van een kind dat flink gedijt; die jongen is uit zijn kracht gegroeid,...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: