Gallisch worden van iets
ergens door geërgerd worden; kwaad, wrevelig, opgewonden raken. Afgeleid van Hebreeuws challesj ‘zwak’, hier gebruikt in de zin van ‘misselijk, naar’. Volgens Endt en Frerichs heeft gallischook de bet. ‘geil, heet van zinnen’ (waarvan ik echter geen bewijsplaatsen vond). Bij dit laatste zouden we te maken hebben met het uit joodse mond opgevangen e...