Wat is de betekenis van Gallisch?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

gallisch

(1931) (< Hebr. 'challesj' (zwak), hier gebruikt in de zin van `misselijk, naar) (Barg.) sikkeneurig; kwaad; wrevelig; korzelig. Volgens Endt en Frerichs (1974) heeft gallisch ook de betekenis `geil, heet van zinnen'. Bij dit laatste zouden we te maken hebben met het uit joodse mond opgevangen en verkeerd begrepen 'challisj' (misselijk, naar). '...

2024-04-27
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

gallisch

betekenis korzelig, kregel, kwaad uitspraak [gal-lies] citaat "'Ik ben niet van de inhoud', zeggen ze dan, 'ik ben van het proces'. Gallisch word ik daarvan." Bron: Jan Kuitenbrouwer: 'Ga alsjeblieft niet zo mee in dat bange gehuil' (Joost de Vries, de Volkskrant, 1 december 2014) woordfeit Het woord galli...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Gallisch

Gallisch - Zelfstandignaamwoord 1. (taal) de uitgestorven Keltische taal die in Gallia gesproken werd, gewoonlijk onderverdeeld in Cisalpijns- (xcg) en Transalpijns-Gallisch (xtg) Het Gallisch heeft op sommige plaatsen mogelijk het Romeinse Rijk nog wel overleefd, maar is in de tijd van de Franken ze...

2024-04-27
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

gallisch

(< Jidd. challesj, misselijk < Hebr. challosj, zwak), 1. misselijk, naar, onpasselijk; alleen in de verb. ergens gallisch van worden: Ik tel 34 fouten in mijn dictee. Al zijn het voornamelijk verbindings-streepjes . ik word hier volstrekt gallisch van, HANS ORANJE in KN; 2. geil, heet (mog. ontstaan onder invloed van geil): ENDT.

2024-04-27
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Gallisch

Gallisch - nijdig, boos, misselijk: Daar word ik helemaal gallisch van. Uit Hebr. challasj = zwak. Toneelkringen.

2024-04-27
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

gallisch

gallisch - geil, heet van zinnen, ENDT vermoedt dat het in feite gaat om een uit joodse mond opgevangen en verkeerd geduid gallisj (in bv.: daar word ik helemaal gallisj van) dat uit het hebr. challasj ‘zwak’ stamt; vandaar: misselijk, naar.

2024-04-27
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GALLISCH

is de weergave van de naam waarmee de Keltisch sprekende bevolkingen van Ierland, Schotland en het eiland Man hun onderling nauw verwante talen aanduiden (Nieuw-Iers: Gaedhealg; Schots: Gaidhlig; Manx: Gaelck) (z Keltische talen). In het Engelse spraakgebruik wordt onder Gaelic (soms ook Erse) in het bijzonder de...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Gallisch

bn., bw. ([als] van, uit, in, eigen aan, betrekking hebbende op Gallië): Gallische stammen; de Gallische haan, heraldiek symbool der eerste Fr. republiek 1792-1804, onder Karel X en Louis-Philippe tot 1848, en nu weer van de republiek van 1870.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gallisch

('gallis) bn. (als) van, eigen aan, in, uit, betreffende → Gallië of Frankrijk : de -e stammen; de -e haan is het zinnebeeld van Frankrijk.