Wat is de betekenis van echt?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Echt

bn. en bw. (-er, -st), I. bn., 1. wettig: zijn echte vrouw; — uit een wettig huwelijk gesproten: een echt kind; van echt bloed; 2. het huwelijk betreffend; de echte staat, het huwelijk; 3. werkelijk hetgeen of degeen zijnde waarvoor het (de persoon) doorgaat, zuiver, niet vals: de echte prins; echt gou...

2025-07-14
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

echt

(1907, vero.) (jeugd) leuk, puik, tof. In Scheveningen ook: gezellig. • 'Nou maar,' sprak hij, 'ik vind het wel 'echt', hoor. (Chr. van Abkoude: Bob-zonder-zorg. 1907) • Onder de Amsterdamsche straatjeugd zijn een aantal Bargoensche termen in omloop, veelal van Joodschen oorsprong, b.v. emmes (immes): wat goed is in zijn soort, fijn; he...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

echt

echt - Zelfstandignaamwoord 1. de huwelijkse staat In de echt verbonden. echt - Bijvoeglijk naamwoord 1. waarachtig, juist, niet vervalst, authentiek Dit zijn echte parels. echt - Bijwoord 1. heus (om de stellig...

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

echt

echt - bijvoeglijk naamwoord 1. geen namaak ♢ deze armband is echt goud 1. in het echt [in de werkelijkheid] 2. precies als in de werkelijkheid ...

2025-07-14
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

echt

1. Van een bod: natuurlijk. 2. Van een bijgespeelde kaart of signaal: oprecht. Zie ook: conventioneel; false-card; psych

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

echt

(zn) heft van een mes WB.