Wat is de betekenis van bezit?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bezit

bezit - Zelfstandignaamwoord 1. datgene wat men bezit of hebt De auto was niet zijn bezit. 2. (juridisch) het houden of genieten van een zaak, die iemand in persoon, of door een ander in zijn macht heeft, alsof zij hem toebehoorde bezit - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bezit

bezit - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-zit 1. wat van jou is, waar je eigenaar van bent ♢ het huis is in mijn bezit Zelfstandig naamwoord: be-zit het bezit Synoniemen bezitting, eigendom, have

2024-04-26
Woordenboek van het Kadaster

Kadaster (2017)

Bezit

Een bezit is het houden van een goed voor zichzelf.

2024-04-26
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

bezit

zie: bibliotheekbezit.

2024-04-26
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Bezit

Gewoonlijk worden de begrippen bezit en eigendom niet onderscheiden. In het recht is er verschil tussen. De eigenaar heeft een recht op de zaak, de bezitter heeft er de feitelijke macht over. Meestal is de eigenaar tevens bezitter. Maar het bezit kan hij verliezen; de dief of de vinder van een zaak heeft het bezit, terwijl een ander de eigendom hee...

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bezit

Het feitelijk uitoefenen van de beheers- en beschikkingsbevoegdheid over enig goed, als eigenaar. Bijna altijd is de bezitter dus tevens eigenaar, en omgekeerd. Het onderscheid is van belang b.v. in geval van een betwiste begrenzing van enig onroerend goed; de bezitter heeft het vermoeden vóór zich en wordt in zijn b. beschermd; de te...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bezit

s.n., bisit (it), bisitting; (aan vee), iibbene have; onroerend —, fêstichheden, pl.; inhebben, ynhawwe, yn it gewelt hawwe; in verzekerdzijn, yn hâlders hân wêze; invan, eigen oan.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezit

o., g. mv., 1. het houden of genieten ener zaak, welke iemand in persoon, of door een ander, in zijn macht heeft, alsof zij hem toebehoorde; juridisch wel, in het dagel. leven gewoonlijk niet van eigendom onderscheiden: ’t bezit van iets is nog geen eigendomsrecht ; in het ongestoord bezit van iets zijn ; iets in bezit nemen, he...