Wat is de betekenis van bezitter?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bezitter

bezitter - Zelfstandignaamwoord 1. (juridisch) iemand die het bezit van iets heeft, maar niet noodzakelijk ook DE eigendom De bezitter van dit landhuis heeft er goed aan verdiend. Woordherkomst afgeleid van bezitten met het achtervoegsel -er

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bezitter

bezitter - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-zit-ter 1. iemand die er eigenaar van is ♢ wil de bezitter van de rode Audi zich melden bij de receptie? Zelfstandig naamwoord: be-zit-ter de bezitter ...

2024-04-19
Woordenboek van het Kadaster

Kadaster (2017)

Bezitter

Een bezitter is een persoon die een goed houdt voor zichzelf.

2024-04-19
Praktisch Goederenrecht

Mr. dr. C. Phillips (2009)

bezitter

Degene die het goed in zijn feitelijke macht heeft.

2024-04-19
Basisboek Recht

O.A.P. van der Roest (2000)

Bezitter

Degene die het goed voor zichzelf houdt.

2024-04-19
Hoofdlijnen Nederlands Recht

Prof. mr. C.J Loonstra (1992)

bezitter

Iemand die (al dan niet terecht) pretendeert eigenaar/rechthebbende te zijn. Voorbeeld van de persoon die ten onrechte pretendeert eigenaar/rechthebbende te zijn: de dief.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bezitter

s., bisitter.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezitter

m. (-s), hij die het bezit van iets heeft; (rechtst.) de goede trouw van de bezitter wordt steeds verondersteld, hij die kwade trouw beweert, moet deze bewyzen (art. 589 B.W.), — de bezitters, zij die geld en goed bezitten; (spr.) zalig zijn de bezitters (Lat. beati possidentes).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezitter

m. bezitters (hij, die bezit, eigenaar): zalig zijn de bezitters.