Synoniemen zoeken
Synoniem van bezit
Synoniem van 'n ander trefwoord

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Bezit
Gezegde(s):
• land en zand
• liggende, tilbare en levende have
• have en goed
• huis en erf
• huis en hof
• kind en kegel
• hebben en houden
• goed en bloed

Synoniemen Handboek Spreekwoorden
Gedigitaliseerd Ensie (1998)
Bezit
Spreekwoord(en):
• ’t meeste geschil en krakeel is om te weinig of te veel
• hebben is hebben, krijgen is de kunst
• meer vermag wie meer bezit
• armoede is geen schande, rijkdom nog minder
• armoede is geen kwaal, maar ook geen verdienste
• je kunt niet alles bezitten, maar je kunt veel missen
• rijkdom schenkt geen verstand, maar vervangt het op bevredigende wijze(Jan Greshoff)

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Bezit
Bezit en eigendom drukken in het algemeen uit wat aan een mensch behoort, waarover hij het recht van beheer heeft; in zooverre zijn zij ook synoniem met have, vermogen enz. (zie Have). In tegen¬stelling met elkander gebruikt, drukt men door bezit uit het houden of ge¬nieten eener zaak, welke iemand of in persoon of voor een ander in zijne macht heeft, alsof ze hem toebehoorde, in rechten het houden eener zaakmet den eigenaarswil. Terwijl eigendom de volstrekt vrije beschikking ver¬onderstelt, het recht om te gebruiken en te misbruiken. Die een huis huurt heeft een huis in bezit, doch die het koopt heeft het in eigendom. Dikwijls wordt volgens het spraakgebruik echter bezit, voor eigendom gebruikt, vooral waar het tegenover huur staat. In rechten is de bezitter, degene die aanspraak maakt op den eigendom, terwijl de houder eene zaak voor een ander heeft en geen aanspraak op den eigendom maakt. Die een huis huurt is geen bezitter, maar slechts houder van het huis; de verhuurder blijft bezitter want bij hem is de eigenaarswil. De verhuurder is burgerlijk be¬zitter, de huurder is bloot natuurlijk bezitter. Het zou kunnen zijn dat noch de verhuurder, noch de huurder maar dat een derde eigenaar is, als b.v. degene die het huis, terwijl het verhuurd was, gekocht had van iemand, die niet zelf eigenaar was. De kooper is nu geen eigenaar geworden, daar de verkooper hem rechtens geen eigendom kon overdragen. De kooper heeft alleen het bezit verkregen.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
bezit
bezit - zelfstandig naamwoord
uitspraak: be-zit
1. wat van jou is, waar je eigenaar van bent
♢ het huis is in mijn bezit
Zelfstandig naamwoord: be-zit
het bezit
Synoniemen
bezitting, eigendom, have