baantje
1) (1858) (Barg.) dobbelpartij. • 'Een baantje gooien'. … maar die vervloekte ossenpooten (dobbelsteenen) waren de oorzaak, dat ik aan Pampje 125 soven (gulden) verloor in een baantje (dobbelpartij), zoo als men ze alleen te Hoorn maken kon. (Conrad Jacobus Nicolaüs Nieuwenhuis: Mijn verblijf in de gemeenschappelijke...