De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Horloge

betekenis & definitie

in zijn tijd van ontstaan omschreven als een uurwerk dat zonder gewichten veertig uren wijst en slaat, zelfs wanneer men het op de borst of in de buidel draagt (1511). Het oudste nog bewaard gebleven horloge, dat aan deze omschrijving beantwoordt, stamt uit ca. 1510 en wordt toegeschreven aan Peter Henlein in Neurenberg.

Het bezit een enkele wijzer; bij ieder uurcijfer bevindt zich een knopje. Het knopje bij de 12 is puntig, zodat men zich in het donker kan oriënteren. Deze trouvaille kan men sedertdien op veel horloges uit de tijd vóór de toepassing van het horlogeglas aantreffen. Gedurende de eerste helft van de 16de eeuw bleef Neurenberg het belangrijkste centrum van de horloge-industrie, daarna moet het zijn plaats afstaan aan Blois in Frankrijk, dat zijn positie de hele 17de eeuw door behoudt. Het 16de-eeuwse horloge was in wezen een tafelklokje in draagbare uitvoering; men kon het aan een snoer om de hals dragen, vandaar de term ‘halshorloge’. Zoals vele 16de-eeuwse veeruurwerken werden de halshorloges gereguleerd door een balanswiel en werd de veerspanning geëgaliseerd door een stackfrced; zij waren tevens uitgerust met een slagwerk.

Zij werden in allerlei kastvormen opgenomen, hetzij in trommel- of doosvorm (horloge tambourin) dan wel in bol- of globevorm (Bisamappel): de wijzerplaat zit bij de bolvormige modellen aan de onderkant. Ook het memento mori-thema inspireerde dikwijls de kastvorm (schedel-, kruis- en bijbelmodel). Deze kasten zijn dikwijls fraai gegraveerd.In de tweede helft van de 16de eeuw komt Blois met de ovale modellen op de markt die men tot voor kort ten onrechte als Neurenberger eieren aanduidde. Uit de 16de en 17de eeuw zijn ook zeer kostbaar uitgevoerde exemplaren bewaard gebleven met allerlei extra snufjes, zoals kalenderwerk, secondewijzcrplaat en dierenriemtekens of planetengoden erop aangebracht. Onder vorsten heerste het gebruik om dergelijke kostbaarheden als bewijs van bijzondere gunst of waardering ten geschenke te geven, een gewoonte die tot aan het begin van de 19de eeuw werd gehandhaafd, zij het dat vanaf het eind van de 17de eeuw tot dit doel snuifdozen i.p.v. horloges in zwang kwamen; de 17de eeuw begon met de eerste horlogeglazen. die werden gesneden uit geblazen glas en derhalve steeds bol zijn. Na 1630 woorden met glas bedekte wijzerplaten normaal, waarmee de inrichting om de tijd op de tast te kunnen vaststellen kwam te vervallen (aan het eind van de 18de eeuw zullen de tastknopjes terugkeren op de montre à tact). Naast de ovale horlogekast verschijnen in deze tijd ook achthoekige modellen. Ca. 1640 komen de geheel geëmailleerde horlogekasten in zwang; na 1650 wordt dit een aparte tak van industrie die zich toelegt op extra fraaie kasten in email, pietra dura en repousséwerk die als een extra, soms opengewerkte kast (dubbele kast of overkast) over de binnenkast komt.

In Engeland krijgt de horloge-industrie in de loop van de 17de eeuw een eigen gezicht, waarvan de Puritan watch een vroege exponent is. de toepassing van de spiraalveer voor het balanswiel in 1675 en het veranderde modebeeld maakten dat het horloge als sieraad zijn rol had uitgespeeld, maar tegelijkertijd als betrouwbare tijdmeter een tweede leven begon. In deze nieuwe fase begint Engeland een leidende rol te spelen. Belangrijke verbeteringen uit het begin van de 18de eeuw waren het cilinderechappement en de toepassing van in stenen uitgeboorde lagers (N. Fado en P. en J. Deboufre). Het duurt echter tot 1750 alvorens de stenen lagers in alle Engelse horloges van betere kwaliteit voorkomen en pas in het begin van de 19de eeuw worden ze ook op het Europese vasteland toegepast.

De minuutwijzer was nu plotseling een onmisbaar onderdeel en, enkele uitzonderingen buiten beschouwing gelaten (dag- en nachthorloges en horloges met draaiende uurcijfers) worden de horloges in het vervolg uitgerust met een op één centrale as gemonteerd wijzerwerk met uur- en minuutwijzer. Een laat-17de-eeuwse Franse bijdrage van internationaal niveau was nog de 'oignon', een groot, plomp zakhorloge dat in de 18de eeuw' vooral in volkskringen werd gedragen (Ned. knol, Eng. turnip watch). Het is vaak nog voorzien van de enkele uurwijzer. Naast de bolle horloges komt na 1760 een nieuw, plat model in omloop (calibre lépine). Frans is ook de chatelaine, met aparte kettinkjes voor horlogesleutel en cachet (lakstempel) .De Franse uurwerkindustrie behoudt echter nog lang haar reputatie als toonaangevend centrum voor luxe- en stijlhorloges, totdat zij aan het eind van de 18de eeuw door Genève wordt overvleugeld. Hoewel tegen het eind van de 18de eeuw talrijke nieuwe vindingen worden gedaan (duplexgang, virgulegang, pen-ankergang. spirale Breguet, montre perpétuelle) wordt het 18de-eeuwse beeld in grote trekken beheerst door de spillegang.

Veel horloges hebben nog steeds een slagwerk of zijn zelfs voorzien van speeluurwerken een genre waar de Zwitserse horloge-industrie zich aan het eind van de 18de eeuw bijzonder op toelegt en horloges met secondewijzer of kalenderwerk zijn evenmin zeldzaam. In de 19de eeuw wordt de spillegang verdrongen door de ankergang. In deze eeuw komt de Engelse suprematie ook al spoedig ten einde door de snelle, mechanische ontwikkeling van krachtige horloge-industrieën in Zwitserland, Frankrijk en Amerika.