Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Veehouderij

betekenis & definitie

Men spreekt van veefokkerij als men de vrouwelijke dieren in de eerste plaats laat dekken voor het verkrijgen van de nakomelingen. Van v. is sprake als men, de koeien b.v., laat dekken om ze te kunnen melken.

Bij de v. wordt dus veel minder gelet op de kwaliteit van de te paren dieren, de voornaamste bedoeling is de melkwinning. Daaruit volgt, dat elke rundveefokker eigenlijk ook rundveehouder is, maar het omgekeerde is zeker geen regel. Bij de andere diersoorten is het verschil tussen de veefokkerij en v. veel minder opvallend. De v. is voor Ned. een zeer belangrijke bedrijfstak. Dit moge blijken uit het feit, dat er in Ned. aanwezig zijn ca 2,9 mill. runderen, 1,9 mill. varkens, 240.000 paarden en 400.000 schapen. Deze produceerden b.v. in 1952 ca 168 mill. kg rundvlees, 256 mill. kg varkensvlees, 4,9 mill. kg schapenvlees, 9,1 mill. kg paardenvlees, 5600 mill. kg melk, 73 mill. kg boter, 145 mill. kg kaas, 226 mill. kg gecondenseerde melk, 49 mill. kg melkpoeder en 800.000 kg wol.Volgens het Nat. Bureau voor de Statistiek waren in België in 1955-56 gemiddeld 192.000 landbouwpaarden, 2,4 mill. runderen, 1,4 mill. varkens, 165.000 schapen en 83.000 geiten. In 1955 werden 10,7 mill. kg paardenvlees, 2,4 mill. kg geiten- en schapenvlees, 182 mill. kg rundvlees en 182 mill. kg varkensvlees voortgebracht. De ca 970.000 melkkoeien produceerden 790 mill. liter melk voor de consumptie, 90 mill. kg boter, 16,8 mill. kg kaas, 16 mill. kg melkpoeder en 14 mill. kg condensmelk.

< >