Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Rund

betekenis & definitie

De geschiedenis en de herkomst van het r. heeft men aan de hand van het zoeken naar resten in oude nederzettingen, het verzamelen van schedels en andere skeletresten (in Ned. o.a. in de terpen) en door het vergelijken van oude afbeeldingen en gevonden beeldjes vaag kunnen reconstrueren. Dit laatste houdt o.a. in, dat de verschillende onderzoekers niet steeds tot dezelfde conclusie zijn gekomen.

Nut. Het r. is van buitengewoon grote econ. betekenis voor onze samenleving.

De Ned. rundveestapel gaf in Mei 1956 het volgende beeld te zien:

Aantal stuks jongvee beneden 1 jaar . 626.202

1 jaar en ouder. 660.330

melk-en kalfkoeien . . 1.490.378

,, stieren van 1 jaar en ouder 20.084

mestvee 164.717

Totaal 2.961.711

Het aantal melk- en kalfkoeien per 100 ha blijvend grasland en kunstweide bedroeg in 1955 117 stuks.

De totale melkproductie bedroeg in het jaar 1955 5.725.000.000 kg, hetgeen een gemiddelde productie per koe betekent van 3855 kg, waarvan het gemiddelde vetgehalte 3,73 % bedroeg. Wat de gemiddelde productie per koe betreft neemt Ned. in de wereld de eerste plaats in.

de productie van rundvlees bedroeg in 1955 202.244.000 kg koud geslacht gewicht.

Behalve de hoofdproducten melk en vlees levert het rund nog tal van andere producten. Gedurende de stalperiode, welke ongeveer van 1 Nov. tot 1 Mei duurt, levert het r. grote hoeveelheden mest Daarnaast leveren de beenderen van de geslachte r. na de nodige bewerkingen verschillende producten op, zoals beendermeel, lijm, fosforzure voederkalk, beenderextract, beenderas, beendervet, enz. De huid levert o.a. leder, vilt, perkament. Het hoorn levert o.a. beendervet, papierlijm, gelatine, kammen, knopen, enz. Uit het bloed bereidt men o.a. bloedmeel, albumine, kleefmiddelen. Uit een deel der ingewanden maakt men allerlei pharmaceutische praeparaten.

Hetzelfde geldt voor een groot aantal klieren, zoals hypophyse, pancreas, thymus, bijnier, schildklier en geslachtsorganen. Door de verzorging, die het rundvee vraagt en door de producten, die het levert, verschaft het aan een groot aantal handen arbeid.

Alhoewel in onze streken vroeger hel r. ook dienst deed voor het leveren van trekkracht (niet alleen ossen, maar ook vrouwelijke dieren) kan men wel zeggen, dat dit vanaf het begin van de 20e eeuw hier in onbruik is geraakt. In het buitenland wordt het r. thans nog wel als trekdier gebruikt. Zo o.a. in Frankr., Z.Duitsl., Zwitserl., Italië en in Midden Eur. alsmede in Az. en N.Afr. Het spreekt vanzelf, dat het leveren van arbeidskracht moeilijker gepaard gaat men het leveren van een behoorlijke hoeveelheid melk dan met het leveren van een behoorlijke hoeveelheid vlees.

De rassen. De over de gehele wereld voorkomende r. behoren tot een groot aantal rassen. Men maakt in Eur. wel de volgende indeling:

a. Laaglandse rassen, welke voorkomen in de kuststreken van de Noordzee, van Frankr. tot Z. Zweden. Hiertoe behoren de 3 Ned. rassen: de zwartbonte Fries-Hollandse, de roodbonte Maas-Rijn-IJsel en de Groninger zwartblaar; de Belgische rassen: het Witblauwe ras van Midden en Hoog België, de W. en O.Vlaamse, het Kempense roodbonte en het Zwartbonte ras van Herve; in Frankr. o.a. het Normandische ras; in Gr. Britt. o.a. de Shorthorns, de Jersey en de Guernsey, de Ayrshire, de Red Polled, de Hereford, Aberdeen Angus en de Galloway; in Duitsl. het zwart- en roodbonte vee in het W. en N.alsmede de Angler; het rode Deense vee en de zwartbonte Jutlanden Hoewel hier enkele vleesrassen bij zijn, staat bij de meeste de melkproductie toch voorop.
b. Bergrassen, waarvan de belangrijkste zijn, de Simmenthaler in Zwitser!., O.Frankr. en Z. Duitsl. en Oostenrijk en het Zwitserse Braunvieh dat buiten Zwitserl. in Z.Duitsl., Oostenrijk en X. Italië voorkomt. D.z. 2 rassen die voor 3 doeleinden worden gefokt, nl. voor het leveren van trekkracht, vlees en melk.
c. Landrassen, zoals die voorkomen in Midden Duitsl. en Frankr. (arbeid, vlees en melk).
d. Steppenrassen, o.a. voorkomende in de steppen van Hongarije, de Balkan, Z. Rusl.; als regel zware dieren met grote horens, die op zeer extensieve wijze worden gehouden, soms voor trekdieren worden gebruikt, maar voorn. dienen als vleesproducenten. De Ned. rundveestapel wordt dus gerekend te behoren tot het Laaglandse rundveeras. In de 2e helft van de 18e eeuw begint men onderscheid te maken tussen het zwartbont-, het roodbont- en het blaarkopveeslag. In de 2e helft van de 19e eeuw is men zich er meer en meer op gaan toeleggen de 3 veeslagen zuiver verder te fokken. De verhouding tussen de 3 veeslagen is tegenwoordig ongeveer als volgt, zwartbont: roodbont: blaarkop — 72 : 24 : 4. De fokkerij van deze 3 veeslagen staat op een hoog peil. Vooral het zwartbonte vee heeft zich een wereldreputatie verworven. liet is of wordt naar alle werelddelen geëxporteerd. Het roodbonte vee wordt voorn. uitgevoerd naar België, Luxemburg, Duitsl. en naar verschillende Z.Am. Staten. Export van zwartblaarvee heeft zelden plaats. De export van levend stamboekvee heeft in 1955 een ongekende hoogte bereikt. Er werden in totaal 33.583 dieren uitgevoerd, waarvan 22.989 stamboekdieren en 10.594 gebruiksdieren.

De verbetering van het rundvee. Deze is vooral in de 2e helft van de 19e en in de lc helft van de 20e eeuw krachtig ter hand genomen. Dit is zowel van de zijde van het particulier bedrijfsleven als van de zijde van de Overheid geschied. Hierbij denken wij o.a. aan de oprichting van de rundveestamboeken (N.R.S. 1874 en F.R.S. 1879), welke zich ten doel stellen: de verbetering van de veestapel van de leden door toepassing van zuivere teelt. De stamboeken hebben een zeer grote invloed gehad op de ontwikkeling van het peil van de Ned. rundveestapel.

Het oprichten van een groot aantal fokverenigingen heeft zeer veel bijgedragen tot het verbeteren van het rundvee. Na de 2e wereldoorlog noemen wij de snelle ontwikkeling van de kunstmatige inseminatie, welke ten doel heeft de bestrijding van steriliteit en het op grote schaal benutten van de beste fokstieren.

Direct daarnaast dient genoemd te worden de opkomst en de sterke uitbreiding van de melkproductiecontrole. Gestart omstreeks 1900 bedroeg het aantal gecontroleerde melkkoeien in 1930 10,5% en in 1955 62%. Zonder melkcontrole is selectie op productie uitgesloten. Mede dank zij de melkcontrole heeft de Ned. fokker de productiviteit van zijn rundvee weten op te voeren.

T.b.v. de veeverbetering zijn verschillende wettelijke bepalingen gemaakt en specifieke diensten ingesteld : het instellen van de Provinciale Commissies ter Bevordering van de Rundveefokkerij, gefinancierd met Rijks- en Provinciale subsidies; het werk van de afdeling veeteelt van de Directie van de Landb., met zijn Rijksveeteelteonsulenten en verdere medewerkers; de werkzaamheden van de Afdeling Veeteelt van de Landbouwhogeschool. Maatregelen ter bevordering van de gezondheidstoestand. Het plotseling optreden van verschillende besmettelijke ziekten heeft vroeger meer dan eens catastrophale verwoestingen onder de rundveestapel aangericht. Het meest gevreesd was wel de runderpest. Dank zij de verbetering van de hygiënische toestanden en het treffen van wettelijke maatregelen komt deze ziekte in Ned. niet meer voor. Een zeer gevreesde ziekte is het mond- en klauwzeer. Door het bereiden van een entstof kan tegenwoordig een preventieve enting worden uitgevoerd. Op deze wijze is een vrijwel afdoende bestrijding van deze ziekte mogelijk geworden. Veel schade wordt hier en daar aangericht door besmettelijk verwerpen veroorzaakt door Brucella abortus BANG. Ook van deze ziekte heeft men de bestrijding ter hand genomen. De rundertuberculose is dank zij een bestrijdingsplan, dat beoogde in 5 jaren de veestapel t.b.c.-vrij te maken, van het toneel verdwenen. Als ziekte van minder betekenis kan nog genoemd worden het miltvuur. Het voorkomen van paratuberculose en uierontstekingen mag niet onvermeld blijven. Bij de parasitaire ziekten spelen de runderhorzel en de leverbot nog steeds een rol.
T.b.v. de gezondheid van het vee zijn verschillende wettelijke bepalingen gemaakt en specifieke diensten ingesteld; o.a. de Veewet, de Veeartsenijkundige dienst van de Directie van de Landbouw (V.D.), de Rijksseruminrichting, Staatsveeartsenijkundig Onderzoekingsinstituut, de provinciale Stichtingen Gezondheidsdienst voor Dieren, de Veeartsenijkundige Faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht.

Enkele bijzonderheden. De benaming voor een mannetjes r. is stier. Die voor een volwassen vrouwtjes r. is koe. Die van een gecastreerd mannetje r. is os. Daarnaast komen voor de verschillende leeftijden van een vrouwelijk r. o.a. de volgende benamingen voor: nuchter kalf, koekalf, kuis, kuiskalf, graskalf, pink, hokkeling, overloper, kalfvaars, vaars, melkvaars, rier, enterrier, twenter, twenterrier, schot.

Het rund is op een leeftijd van 1- ½ jaar geslachtsrijp. de gemiddelde draagtijd van het r. bedraagt 280 dagen, voor eerstekalfsdieren echter 278 dagen.

Het r. werpt als regel 1 kalf, doch tweelingen komen meermalen voor. Drie- en vierlingen zijn hoge uitzonderingen. E. J. ALDERKAMP / TH. DE GROOT (België)

Nut. In de Belgische landbouweconomie is de uitbating van het r. veruit de voornaamste bedrijfstak; zie bijgaande tabel waarin de productiecijfers in millioenen francs worden aangegeven

voor het jaar 1954:

Akkerbouwproductie 7.897,4

Tuinbouwproductie 7.472,1

Dierlijke productie 30.849,5

Rundvlees 6.903,0

Zuivelproducten 10.834,8

Aangroei veestapel 317,6

In 1955 had men in België per inwoner een boterverbruik van 11,130 kg, een melkverbruik van 96 kg en een vleesconsumptie van ca 46 kg, waarvan nagenoeg 28 kg rundvlees. Volgens de telling van 15 Mei 1955 waren in België voor bedrijven

groter dan 1 ha:

Jongvee beneden 1 jaar 680.312

Jongvee 1 tot 2 jaar 509.677

Melk- en trekkoeien 962.600

Vaarzen, 2 jaar en ouder 127.112

Stieren, 2 jaar en ouder 8.100

Trekossen, 2 jaar en ouder 4.031

Mest- en slachtvee, 2 jaar en ouder . 65.124

Totaal 2.356.956

In het jaar 1955 bedroeg de totale melkproductie

3.609.376.000 kg en de productie van rundvlees
183.033.000 kg; de gem. melkproductie per koe bedroeg 3.760 kg met een gem. vetgehalte van 3,35%.

Rassen. In België onderscheidt men volgende rund veeslagen:

(1) het W. Vlaams rood vee;

(2) het O. Vlaams witroodvee;

(3) het Kempisch roodbont en het roodbont van Eupen-Malmedy;

(4) het wit en witblauw vee van Midden- en Hoog-België;

(5) het zwartbont vee van het Land van Herve en het zwartbont vee uit de polders van Antwerpen en van West en Oost Vlaanderen. In het wit- en witblauw veeslag kan men de volgende typen onderscheiden: het Henegouwse type, dat dichter bij het melktype staat en meer verwant is met het Oost Vlaamse veeslag; het Condroz- en Haspengouwse type met middelmatige vlees- en melkeigenschappen; het Ardenner type, kleiner doch met uitgesproken vleeshoedanigheden.

De verbetering van het rundvee. Deze wordt in België nagestreefd door:

a. De veekweeksyndicaien. Deze zijn in provinciaal verband georganiseerd en hebben in hun stamboekwerking de beste kernen opgenomen. De provinciale verbonden vormen samen het Nationaal Verbond der Veekweeksyndicaten en hebben in hun stamboeken ongeveer 50.000 dieren ingeschreven.
b. De veehoudersbonden. Deze provinciale verbonden trachten de gemiddelde opbrengst te verhogen:

(1) door doorlopende en herhaalde melkcontrole, met uitschakeling van de minderwaardige dieren;

(2) door voedercontrole;

(3) door het oprichten van coöperatieve stierhouderijen, waar eventueel de beste fokstieren worden aangehouden voor de kunstmatige bezaaiing. de prov. Verbonden van veehoudersbonden zijn in een nationaal verbond verenigd en controleren ongeveer 11 % van de Belgische veestapel

c. De kunstmatige inseminatie. In 1954 werden in België 179.133 koeien kunstmatig bevrucht. Hierdoor werd de besmettelijke steriliteit, o.a. de Trichomonas-infectie en de Vibrio felus-infectie doeltreffend bestreden. de foktechnische problemen, die door het aanwenden van K.T. worden gesteld, liggen binnen de bevoegdheid van de vectecltdienst van het Ministerie van Landbouw; echter ook de opzoekingsstations van de veeartsenijscholen en landbouwinstituten, evenals de vrije landbouworganisaties werken aan de oplossing van deze nieuwe verbeteringsmcthode mede. Gezondheidsmaatregelen. In 1955-56 werden in België 85%, van de getelde melkveestapel aan de tuberculineproef onderworpen. Het zal echter nog enkele jaren aanlopen, alvorens de totale veestapel vrij is van tuberculosis. Tegen de brucellosis, waarvan de schade in 1953 op 800.000 frs werd geraamd, worden de bestrijdingsmaatregelen per bedrijf, niet per streek genomen. Ter bestrijding van de uierontsteking, die aan de Belgische veestapel meer dan 500.000 frs schade berokkent, worden vooral de latente gevallen opgespoord. Een epizoötie van mond- en klauwzeer veroorzaakte in 1951-52 ongeveer 1 milliard frs schade. In 1955 werden in België 1.366.500 dieren preventief ingeënt, ten einde een dam van immuniteit tegen deze gevreesde ziekte op te werpen. De gewenste maatregelen tegen deze en andere veeziekten worden in hoofdzaak getroffen door het Rijkslaboratorium voor Diagnose en Veeartsenijkundige Opsporingen te Ukkel.
A. G. DUMON