noemt men in de bosb. de regeling van de houtoogst in een bedrijfsbos gedurende een kortere of langere periode. Bij deze o.kan men van 2 zeer uiteenlopende grondbeginselen uitgaan.
Men kan in de eerste plaats streven naar duurzaamheid, d.w.z. naar in de toekomst gelijke of stijgende houtopbrengsten, waarbij vooral het belang van de houtverbruiker is gediend; of in de tweede plaats naar de grootst mogelijke rentabiliteit van het bedrijf, wat vooral voor de houtproducent van belang is. In vroegere jaren, toen verkeer en industrie nog weinig ontwikkeld waren en de gemeenschap voor haar behoeftebevrediging geheel op de plaatselijke bossen was aangewezen, stond het eerste beginsel geheel op de voorgrond. Rentabiliteitsoffers voor de houtproducent waren daarbij niet te vermijden. In latere jaren is men door de sterke ontwikkeling van verkeer en industrie, waarbij veel vervangingsmiddelen voor hout aan de markt kwamen, meer aandacht gaan schenken aan het tweede beginsel, zonder echter het eerste geheel los te laten.